Shocking: ‘Iedereen dacht dat ik mijn vrouw had vermoord’

"Overal lag bloed, het zat zelfs op de muren."

Na een paar heerlijke jaren samen glijdt de vrouw van John (44) langzaam in een psychose. Op een dag vindt hij haar halfdood in huis. De politie verdenkt hem van poging tot moord.

Verliefdheid

“Ik ontmoette Linda ruim elf jaar geleden op de school waar we werkten, ik als conciërge, zij als receptioniste. Op een personeelsfeest viel me op dat we er allebei alleen waren. We raakten aan de praat en Linda vertelde dat ze wees was. Haar moeder had zelfmoord gepleegd, haar vader was gestorven aan een hartinfarct. Ik vond haar knap, met haar springerige krullen en sproeten. Het klikte en we werden verliefd. Al snel trouwden we. Een jaar of twee ging alles perfect. Daarna merkte ik langzaam kleine veranderingen in haar gedrag. Linda had het gevoel dat ze werd uitgelachen door de studenten op school. Ze dacht dat mensen roddelden over haar kleding. Ik vond haar kledingstijl juist leuk, meisjesachtig en lekker hippie. De keren dat er een groep studenten voorbij de receptie liep, zag ik niets vreemds, het leek me niet dat ze om haar lachten maar ik wist het niet zeker. Daarom adviseerde ik haar om boven het geplaag te staan.”

“Twee maanden later vertelde Linda dat ook de mensen in onze straat haar nakeken en uitlachten. Ik vond het vreemd, had het nooit gemerkt. Linda zocht een nieuwe baan, wilde een nieuwe start, maar uiteindelijk bleef ze om diezelfde pesterijen die volgens haar opnieuw waren begonnen steeds vaker binnen. Haar nieuwe werk- gever vond Linda schuchter en niet prettig omgaan met de leerlingen. Hij verlengde haar proeftijd niet.”

Psycholoog

“Linda zat nu hele dagen thuis. Soms kwam ik na mijn werk binnen en dan zat ze op de bank terwijl ze apathisch voor zich uit keek. Het huis was een grote troep en de koelkast was leeg. Of ze vertelde dat er iemand had aangebeld die later door de brievenbus scheldwoorden had geroepen. Na wat aanmodderen ging Linda akkoord met een psycholoog aan huis. Na een paar gesprekken nam die me apart en zei: ‘Ik denk dat Linda zieker is dan jij denkt.’ Toen ik zijn boodschap met Linda besprak, flipte ze. Ze wilde haar arts niet meer zien. Hij was een fantast. Hele dagen zat ze nu binnen met de gordijnen dicht. ’s Nachts wilde ze niet bij mij in bed liggen omdat ze op de bank wilde ‘nadenken’.”

“Zelf legde ik geen verband met Ik dacht eerder aan een flinke depressie. Gezien Linda’s felle reactie na onze discussie over de psychiater wilde ik haar wat tijd geven. Soms was ze uren helder en sociaal. Dan voerden we redelijk normale gesprekken, mits die maar gingen over onbenullige onderwerpen. Achteraf denk ik dat de arts gelijk had. Ik besefte maandenlang niet half hoe erg haar toestand was.”

“Een scene uit een horrorfilm”

“En toen kwam die vreselijke dag in 2012. Ik kwam thuis van mijn werk en verbaasde me erover dat de achterdeur van binnen was afgesloten. De haken zaten erop, de sleutel zat erin. Ook de voordeur zat potdicht, net als het gordijn dat ik op ver- zoek van Linda voor de deur had gehangen. Toen ik haar naam door de brievenbus riep, hoorde ik een vaag gerochel. Ik rende naar de achterdeur en sloeg de ruit in. Daar lag Linda, spierwit met haar rug op de grond. Overal lag bloed, het zat zelfs op de muren. In haar hals stak een mes met het heft rechtop. Het leek wel een scene uit een horrorfilm.”

“Radeloos belde ik 112. Ik dacht dat ik gek werd. Ik wist wel dat het niet goed met mijn vrouw ging, maar zoiets? Linda had geen enkele keer gesproken over zelf- doding. Ze had zichzelf nooit pijn gedaan. Dit kwam totaal onverwachts. Hulpeloos rende ik de straat op toen ik de sirenes zag. Linda ademde nog zwak, maar ze had veel bloed verloren en reageerde nergens meer op. Toen de ambulance haar uiteindelijk meenam, mocht ik van de politie niet meerijden. Ik moest hen te woord staan. Ik vond het vreemd en was in paniek omdat ik bij mijn vrouw wilde zijn. Toch gehoorzaamde ik. Des te eerder ik alle vragen had beantwoord, des te eerder kon ik naar Linda.”

Agenten voor de deur

“De agent stelde vreemde vragen: tot hoe laat ik had gewerkt die dag, waarom mijn vrouw als ze van me hield geen afscheidsbriefje had geschreven en hoe ons huwelijk was. Pas na een paar uur mocht ik naar het ziekenhuis. Naast de operatiezaal wachtte ik tot ik Linda mocht zien, maar ineens stonden de agenten weer voor me. In een artsenkantoor naast de operatiezaal werd ik tamelijk onvriendelijk onder- vraagd. Ik moest mijn vingerafdrukken laten nemen en iemand vertelde me dat Linda in coma lag en waarschijnlijk zou sterven. Uiteindelijk werd ik naar huis gestuurd. Daar stonden zes politiewagens voor de deur. Buren en wildvreemden staarden me aan, wezen me na. Ik was perplex. Pas toen begreep ik wat iedereen dacht: dat ik mijn eigen vrouw had vermoord.”

“Binnen in huis werden foto’s gemaakt van de bloedsporen en het openstaande zolderraam waardoor ik zou zijn weggevlucht. Ik vergeet nooit hoe een agent Linda’s bloederige kleding in een plastic tas stopte: alsof het een vieze vaatdoek was. Ze droeg die dag een coltrui en het ambulancepersoneel had haar trui en hemd doorgeknipt.”

Schizofrenie

“Ik ging terug naar het ziekenhuis, maar mocht niet naar mijn vrouw toe. Ik kon haar enkel zien door een ruit, haar mond vol slangetjes en overal knipperende lichten. Het personeel behandelde me als melaats, niemand vertelde me iets of groette zelfs. Nog vóór het licht werd, werd ik opgehaald door de politie. Urenlang werd ik verhoord. De sfeer werd steeds onaardiger. De ene agent schreeuwde tegen me dat ik maar beter kon toegeven wat ik had gedaan. De good cop zei dat hij wel begreep dat ik was geflipt, met zo’n zieke vrouw. Ze hadden de psychiater ook benaderd en die had benadrukt dat Linda ernstig ziek, maar niet suïcidaal was. Het was erg intimiderend. Ik werd helemaal gek. Niet omdat ik vastzat en werd aangeklaagd voor doodslag. Niet omdat ik bang was dat ik de rest van mijn leven in de gevangenis moest zitten. Dat kon me helemaal niets schelen. Het enige wat ik wilde weten, was of Linda het zou overleven. De rest boeide me niet.”

“Laat in de middag werd mijn celdeur geopend. Linda was bij kennis gekomen en had exact hetzelfde verhaal verteld als ik. Ze was alleen thuis en wilde naar haar moeder. Ze had alles zelf gedaan. De ziekenhuisarts concludeerde uiteindelijk schizofrenie met een psychose. Het was zeer waarschijnlijk erfelijk. Thuis kwam ik binnen in een hal vol plakband waar haar lichaam had gelegen. Overal lag bloed, zelfs op het dressoir zaten spetters. Van geen van de buren hoorde ik iets. Mijn familie wenste Linda telefonisch beterschap. Mijn vrienden wisten nog van niets. Linda werd na haar ziekenhuisopname naar een kliniek gebracht. De eerste keer dat ik haar zag, zat ze ineengedoken achter haar bed. Ik liep op haar af, wilde haar knuffelen maar ze reageerde niet. Haar ogen stonden sloom en angstig. Toen ik haar vroeg of ze thee lustte, zei ze dat ze werd belaagd door Bruce Springsteen die haar wilde meenemen in een helikopter vol mannen in witte jassen.”

Eenzaam en somber

“Thuis huilde ik uren aan één stuk. Linda en ik wilden graag kinderen. Dat was tot die tijd niet gelukt, en daar was ik nu blij om. Hoeveel verdriet zou iedereen hebben gehad? Ik bleef twee weken thuis. Daarna probeerde ik naast mijn visites aan Linda mijn werk en het huishouden vol te houden, maar dat viel niet mee. In winkels reageerden mensen huiverig. Je zag het ze gewoon denken: waar rook is, is vuur. Die man heeft vast losse handjes, want zijn vrouw was altijd zo schuchter. Geen wonder dat ze nu bij hem weg is. Ik vond een nieuw huis en verkocht onze oude woning. Alles richtte ik in zoals ik dacht dat Linda dat zou willen. Het gaf me troost om mijn weekenden te vullen met klussen. Het huis werd een waar paleis.”

“Soms mocht Linda een weekend naar huis. Dan sliep ze uren op de bank, wilde niet praten of eten en na een uur of wat vroeg ze of ik haar terugbracht naar de kliniek. Het was teveel voor haar. Zo ging het jaren verder. Pas zes jaar later mocht Linda definitief naar huis. Ik had een totaal nieuw leven opgebouwd en was blij dat we eindelijk weer écht samen konden zijn. Die nare, heftige periode lag achter ons, nu was het tijd voor ons.”

Andere man

“Maar eenmaal thuis voelde ik dat Linda afstand van me nam. Toen ik haar vroeg of het goed met haar ging, zei dat ze weer verliefd was. Maar niet op mij, ze had gevoelens voor een medewerker van de kliniek en wilde met hem verder. Dat was voor mij de druppel. Ik kon niet meer en wilde niet langer vechten voor iemand die zo met me omging. We zijn gescheiden, maar het leek of ik weduwnaar was geworden. In niets was Linda nog de fladderende vlinder met de sproeten waar ik zo verliefd op was geworden.”

“Nu zat ik alleen in mijn mooie huis dat ik speciaal voor haar had opgeknapt. Linda ging aan de slag als vrijwilli- ger bij de receptie van een bejaardenhuis. Een jaar later vond ze een betaalde baan als secretaresse. En ze trouwde. Ze leefde verder, terwijl ik verpieterde. Ik voelde me eenzaam en wenste soms dat ik nooit had bestaan. Daten wilde ik niet, ik was altijd dol geweest op mijn vrouw, ondanks alles wat er was gebeurd. Ik hield zo veel van haar. De pijn die ik nog had, was te hevig. Dat wilde ik nooit meer meemaken.”

Een nieuw leven

“Het was mijn baas die me erop attendeerde dat ik al die jaren zelden verlof had opgenomen. Mijn werk leidde af, dat begreep hij, maar nu moest ik aan mezelf denken. Mistroostig boekte ik een chalet op een camping ergens midden in Frankrijk. Ik bezocht dagelijks kastelen en at charcuterie op pittoreske terrasjes. Ik voelde me opbloeien. Ik wás weer iemand. En wat was het mooi, die Dordogne! Op de camping raakte ik aan de praat met een ouder stel dat daar kampeerde terwijl ze in de tussentijd een huis zochten. Ik verbaasde me over de prijzen van de plattelandshuizen die ze me lieten zien. Toen ik later een soort landhuis zag met twee aparte kleine appartementen, dacht ik: wat heb ik te verliezen? Ik heb niets en niemand die thuis op me wacht. Linda is verder gegaan, dat moet ik ook doen. Ik verkocht mijn woning, kocht het huis in Frankrijk en trok erin.”

“De appartementen meldde ik aan bij een verhuursite. Nu ontvang ik gasten, en verdien geld met de verhuur. De schoonmaak en het onderhoud regel ik zelf: ik ben er toch altijd en heb alle tijd. Ik geef toe dat het hier in de winter nat en eenzaam is, iets wat ik oplos met een cursus Frans. In de zomer is het hier fantastisch. Ik heb continu aanloop van nieuwe gasten. Het is een simpel soort geluk dat ik nu voel. Het is bizar om te beseffen dat ik het nu zo fijn voor elkaar heb, terwijl er een kans was geweest dat ik levenslang in de cel was beland. Wanneer Linda niet meer wakker was geworden, was de zaak voorgekomen. Misschien was ik vrijgesproken, misschien niet. Maar er had altijd zo’n zweem van wantrouwen om me gehangen. In dit nieuwe land, in dit nieuwe huis, geniet ik van elke dag. Ik zie hier mezelf nog wel blijven tot aan mijn pensioen. Misschien zelfs langer.”

Bron: Grazia (Eveline Karman)

Laatste nieuws