Real life: ‘Ik mocht nooit boos op hem zijn. Hij had het al zo zwaar’

Resi Lankester verloor haar vader door zelfmoord.

Al sinds haar jeugd was Resi Lankester (44, journalist en yogadocent) het luisterend oor van haar vader als hij zich down voelde. Tot hij zich uit het raam gooide. “Ik mocht nooit boos op hem zijn. Hij had het al zo zwaar.”

Zelfmoord-poging

"Zes voicemail-berichten had ik toen ik in de ochtend van 21 april 2000 op mijn telefoon keek: de politie, het ziekenhuis, het ziekenhuis, weer de politie. De reden: mijn vader was uit zijn woonkamerraam op de derde etage gevallen. Terwijl ik de berichten afluisterde, begon ik te bibberen en te huilen. Ik vroeg me af of hij was gevallen of gesprongen. Want in de weken ervoor hing mijn vader regelmatig angstig aan de telefoon. Eenmaal in het ziekenhuis trof ik hem aan op de intensive care. Hij had allerlei botbreuken en zijn schouder was uit de kom. Na een paar dagen was hij aanspreekbaar. ‘Ik hoor van de artsen dat het wat beter gaat?’ zei ik zo luchtig mogelijk. Mijn vader mompelde iets wat lastig te horen was, maar toch duidelijk te verstaan: ‘Helaas wel’."

Onverdeelde aandacht

“Mijn vader was een leuke, lieve man. Toen mijn ouders scheidden, was ik zeven. Ik logeerde om het weekend bij hem. Hij had dan alle aandacht voor me en verwende me met nieuwe kleren, bezoekjes aan musea, etentjes in dure restaurants of dagjes aan het strand.
Hij had niet echt vrienden, wat ik ergens wel fijn vond, want zo kreeg ik zijn onverdeelde aandacht. Vanaf mijn twaalfde begon zijn gedrag te veranderen. Hij kreeg last van buien en werd dan opeens boos. Bijvoorbeeld omdat ik iets verkeerd had gedaan bij het inleveren van mijn boeken op school, of omdat ik een bepaald verjaardagscadeau voor hem had gekocht dat hij niet leuk vond. Dat was voor mij als kind heel verwarrend. Toch hield ik veel van hem, en was ik trots op de band die we hadden. Mijn vader schreef me brieven en ansichtkaarten. Over grappige voorvallen met klanten in zijn boekwinkel, dat zijn kat zijn nagels had gescherpt aan een duur boek of over een nieuw restaurant waar hij met me naartoe wilde. Maar ook in die brieven ging het soms mis. In het ergste geval schreef hij twaalf kantjes over wat er allemaal niet deugde aan mij of mijn moeder. Volgens mijn moeder was hij manisch-depressief, maar die diagnose is nooit officieel gesteld.Later kreeg mijn vader last van angsten. Hij vreesde dat hij zou aftakelen en dingen zou vergeten. Hij was een intelligente man en het was zijn grootste nachtmerrie dat hij alzheimer zou krijgen."

"Een paar maanden voor zijn eerste zelfmoord-poging kocht hij een mobiele telefoon voor me. Zodat hij me kon bellen als hij zich niet goed voelde. Dat deed hij een paar keer per week. Die gesprekken waren, zoals ik wel was gewend van hem, behoorlijk eenzijdig. Ik had in het verleden weleens de telefoon aan de kant gelegd terwijl hij doorpraatte, en hem tien minuten later weer opgepakt zonder dat mijn vader dat had gemerkt. De gesprekken kostten me veel energie, maar ik vond het een fijn idee dat ik hem ermee hielp. Hij had het voor zijn eerste zelfmoordpoging nooit over de dood. Toch was ik niet verrast toen ik aan zijn ziekenhuisbed stond en me duidelijk werd dat hij niet was gevallen, maar was gesprongen. Natuurlijk was ik boos en verdrietig, maar ik probeerde hem vooral een luisterend oor te bieden en er zo volwassen mogelijk mee om te gaan. Dus toen hij zei dat hij teleurgesteld was dat zijn zelfmoordpoging was mislukt, heb ik niet geschreeuwd of gehuild. Ik zei dat ik opgelucht was dat hij blijkbaar geen professionele zelfmoordenaar was, omdat ik hem niet kon missen. De maanden erna gingen vooral om dóórgaan: mijn vader revalideerde, ik regelde zijn praktische zaken, zoals zorgen dat zijn winkel bleef draaien, zijn huur werd betaald en zijn kat te eten kreeg."

"Ondertussen was ik aan het afstuderen aan de School voor Journalistiek. Na een half jaar revalideren en therapie kon mijn vader weer naar huis, naar de woning boven zijn winkel. Al snel begon hij zich weer somberder te voelen. We hebben in die tijd intense gesprekken met elkaar gevoerd, die ik – als jonge journalist gewend aan het tapen van verhalen – heb opgenomen. ‘Wil je dood?’ hoor ik mezelf op één van die opnames vragen. ‘Ja’, antwoordt hij. En hij vertelde me dat hij de ochtend ervoor op het dak stond met het idee om nog een keer te springen. Daar schrok ik van. Toch probeerde ik me open te stellen voor zijn wens, en er volwassen mee om te gaan. Te volwassen, misschien. Ik dacht: als hij dit leven niks vindt, kan ik hem niet tegenhouden. Daarbij wist ik dat ‘iemand tegenhouden’ vrijwel onmogelijk is. Moest ik hem soms vastbinden? Gedwongen laten opnemen, terwijl hij daar juist doodsbang voor was? En daarbij: hij was mijn váder – ik kon hem toch niet vanuit een soort moederrol gaan vertellen wat hij wel en niet mocht? Dus vroeg ik verstandelijke dingen als: ‘Maar laat je me dan wel weten wat er moet gebeuren met al je boeken en de winkel?’”

Bang

“Natuurlijk was ik ontzettend bang dat hij het écht zou doen, alhoewel ik me ook geen voorstelling van zijn dood kon maken. Op de een of andere manier geloofde ik niet dat het echt zou gebeuren. Dat hij me op het laatste moment zou bellen, zodat ik hem ervan kon weerhouden. Of dat hij het niet zou doen zolang hij er maar open met me over kon praten. Ik voelde me enorm verantwoordelijk voor mijn vader. Hij belde me regelmatig om zijn angsten
en paniek te delen en dan kalmeerde ik hem, door zelf rustig te blijven en hem het gevoel te geven dat hij altijd bij me terecht kon. De telefoongesprekken en de zorgen om mijn vader trokken een zware wissel op mijn leven. Ik was moe, emotioneel en had daardoor vaak ruzie met mijn toenmalige vriend. En toch… Mijn vader zei regelmatig aan het eind van een gesprek dat hij zich beter voelde. Dat gaf me het vertrouwen dat hij het niet nog eens zou proberen.”

Draaikolk van emoties

“Maar dat deed hij wel. Op een ochtend werd ik gebeld door een rechercheur die vertelde dat mijn vader uit het raam was gevallen. Ik kon het niet geloven – deze tekst had ik toch al eerder gehoord? Tegelijkertijd was het logisch. Hij had me zelfs letterlijk gezegd dat hij niet meer wilde leven. Pas in het ziekenhuis hoorde ik dat hij was overleden. Ik was overstuur en wilde meteen naar hem toe. Hij lag er vredig bij, onder een dun lakentje. Dat moment met hem voelde als een intens, liefdevol afscheid, waarin ik terugdacht aan al die leuke en gezellige weekendjes samen. Na de uitvaart belandde ik in een draaikolk van emoties. Ik was vreselijk verdrietig dat mijn vader er niet meer was. Ik miste zijn humor, zijn verhalen, onze gesprekken. Maar ik was ook boos dat hij er gewoon vandoor was gegaan. Tegelijkertijd mócht ik niet boos zijn. Mijn vader had het al zo zwaar gehad. Boos worden voelde als hem een trap na geven. ’s Nachts lag ik te piekeren over hoe mijn vader het had gedaan. Hoe voelde hij zich? Wat waren zijn laatste gedachten? Het zweet brak me uit als ik me voorstelde hoe hij in het raamkozijn klom. Was hij angstig? Verdrietig? In paniek? Of juist kalm?"

"Als ik eindelijk in slaap viel, kreeg ik nachtmerries waarin ik hem zag springen en hem nog net aan zijn blouse kon vastgrijpen. Ik was doodmoe en functioneerde niet meer op mijn werk. Na twee maanden meldde ik me ziek. Ik praatte in die periode met een therapeut die ik al had van net voor mijn vaders overlijden. Dat hielp me iets dichter bij mijn gevoel te komen. Maar de zwaarte bleef. Na ongeveer een jaar heb ik vrij verstandelijk de rouw van me afgezet. Ik probeerde nog wat therapieën, maar ik wilde vooral focussen op de toekomst. Ik zou het allemaal anders gaan aanpakken dan mijn vader. Niks zwaarte, verdriet of angst, ik ging léven. Dus ging ik veel uit, reisde ik in mijn uppie en haalde ik mijn rijbewijs. Ik parkeerde mijn gevoelens, want al die piekergedachtes brachten me niks verder. Als iemand vroeg waarom mijn vader zich van het leven had beroofd, gaf ik een ontwijkend antwoord: ‘Tja, lang verhaal…’ ‘Depressie’ was te kort door de bocht en wat er wel was, voelde te complex om even te vertellen.”

Helende periode

“Tien jaar later kreeg ik een bijzondere opdracht voor een tijdschrift. Ik moest een aantal interviews doen met mensen die een ouder hadden verloren aan zelf- moord. Ik was benieuwd: hoe hadden zij dit beleefd? Door hun openhartige verhalen voelde ik me minder alleen en durfde ik makkelijker over mijn eigen emoties te praten. Ik besefte dat iedereen een verhaal heeft. Onbewust hebben deze mensen een poortje geopend naar mijn eigen verhaal, naar het weggestopte verdriet om mijn vader. Ik ben in de tientallen dozen met brieven, kaartjes en dagboeken gedoken. Die periode was helend. Ik leerde mezelf en mijn vader beter kennen. Voorheen voelde ik een bepaalde verantwoordelijkheid over wat er met hem is gebeurd. Ik droeg een deel van zijn pijn en verdriet met me mee. Uit solidariteit misschien. Had ik het kunnen voorkomen? Dat is een vraag die op de schouders drukt van veel nabestaanden van zelfdoding. Nu weet ik: nee, het was zíjn pijn. Daar kon ik niks aan doen. Nu ik die ballast heb losgelaten, is mijn leven een stuk lichter geworden.”

Denk je aan zelfmoord? Praat erover. Bel 0900-0113 of chat via 113.nl.

Tekst: Rhijja Jansen | Beeld: iStock

Laatste nieuws