Real life: ‘Je bent jong en je rouwt wat’

Lisanne van Sadelhoff verloor haar moeder.

Grazia-journalist Lisanne van Sadelhoff verloor twee jaar geleden haar moeder aan kanker. Over het proces van loslaten en intens rouwen schreef ze een boek. In Grazia vast een voorpublicatie. "Het was best een gezellig sterfbed."

De koek is op

"Toen ik op mijn veertiende net okselhaar had, durfde ik het niet te scheren. Ik had een grote angst voor alles wat scherp was en ik was eigenlijk nog helemaal niet tóé aan zoiets volwassens als okselhaar dus ik durfde er ook niet naar te kijken. Maar ik wilde het wel weg hebben. Het was mijn moeder die de eerste paar keren mijn oksels scheerde. Dan stond ik met mijn armen omhoog in de badkamer, boven de wastafel, en roetsjroetsj links, roetsjroetsj rechts, mijn moeder deed dat voor mij zoals ze vroeger mijn brood had gesmeerd. Daarna maakte ze nog een grapje, zo van ‘watje’, en na een paar keer durfde ik het zelf en heb ik er verder nooit meer een woord over gerept, uit schaamte. Tien jaar later zat mijn moeder in de tuin met een morfinepompje, die met een slangetje om het uur een precies uit- gekiende hoeveelheid medicijnen in haar lichaam pompte. ‘De koek is op’, had ze gezegd, en de dokter had het zwijgend beaamd, en wij hadden het huilend aangehoord. We wisten: over pakweg een maand is Paola van Sadelhoff er niet meer. Mijn vader, broertje en ik hadden haar in een stoel kunnen zetten omdat ze per se de zon op haar huid wilde voelen en naar de palmboom wilde kijken die ze van haar beste vriendinnen had gekregen. ‘Hij doet het mooi, hè’, zei ze. ‘Mam?’ zei ik. ‘Ja Liesje.' ‘Zal ik anders eens effe lekker je benen en armen wassen, en je haren?’ ‘Oh. Dat zou lekker zijn. Hm. Ja. Lekker.’"

"Ik pakte een teil, vulde die met lauwwarm water. Ik pakte shampoo, haar lievelings, van Rituals, en douchegel, ook van Rituals, ook haar lievelings, en ik begon. Haar haren kraakten onder mijn handen door het sop, mijn moeder gooide haar hoofd naar achter, zon op haar huid, doe maar zon, verwarm mijn moeder maar want ze heeft het koud gehad. ‘Fijn, Lieske, dankjewel.’ ‘Zal ik anders ook effe je oksels en je benen scheren, mama? Is dat ook weer gedaan.’ Ze zei niets maar knikte zacht. Ik rende naar boven, haalde scheerschuim en mesjes en maakte haar huid onder haar oksels en op haar kuiten met de grootst mogelijke voorzichtigheid glad. Er was niets geks aan, en ik weet nog dat ik toen ook dacht: hé, wat gek, er is niets geks aan. Net zoals mijn moeder het niet gek had gevonden zestien jaar geleden mijn oksels te scheren. De cirkel was rond. Te vroeg. Maar rond."

"Tussen er nog wel zijn en er niet meer zijn zit slechts één moment: het moment van iemands laatste ademhaling. Dat moment was er ineens, op 31 mei om acht uur in de ochtend, toen de zon door de gordijnen op mijn moeders haren scheen en haar longen hadden steeds meer moeite zuurstof binnen te krijgen. We hadden de hele nacht in de woonkamer doorgebracht. Mijn tante – mijn moeders zusje – en mijn vader lagen allebei op banken aan weerszijden van mijn moeder, ik op een matras op de grond met onze hond vredig snurkend aan mijn voeteneind omdat een bed toch beter ligt dan een mand. Als íémand van het ziekbed had geprofiteerd, dan was het onze hond."

Gezellig sterfbed

"Mijn moeder was nog één keer wakker geworden. Haar ogen waren lichter blauw dan normaal, viel me op, en ze had iets gemompeld. Toen we dichterbij waren gekomen hoorden we het pas. ‘Toon,’ zei ze tegen mijn vader, ‘Toon, ik heb nog twee paar nieuwe schoenen achter in onze kledingkast verstopt. Dat had ik toen stiekem gedaan omdat jij altijd zei dat ik veel te veel schoenen had.’ Daarna was ze gaan slapen. Wij konden niet slapen. Mijn vader had rond middernacht de friteuse maar aangezet – voor het eerst zonder aansporing van zijn vrouw – en we hebben met z’n allen bitterballen en frikandellen met mayonaise gegeten. Het was best een gezellig sterfbed, alleen zo jammer dat de stervende er al niets meer van meekreeg.

Pas toen de zon al weer een beetje op kwam, was ik in slaap gedommeld. Ik werd gewekt door mijn tante. ‘Het is bijna zover,’ fluisterde ze. Ik antwoordde met de wedervraag ‘wat?’ en voelde me een beetje dommig. We lachten zachtjes, een beetje nerveus. Als ik nu terugdenk aan die ochtend, is het alsof ik een andere dochter naast iemand anders’ moeder zag zitten. Dat is gek want we werden nou niet bepaald door haar dood overvallen. Mijn moeders overlijden was het moment waar we tien maanden lang op hadden gewacht, waar we in de laatste weken misschien zelfs naartoe hadden geleefd. Herhaaldelijk heb ik gedacht: ga nou doo-hood. Ik had al veel over het moment suprême nagedacht. Ik kon van tevoren uittekenen dat het het moeilijkste moment uit mijn leven zou zijn maar ook het belangrijkste. Ik zou een dochter zonder moeder worden, en ik wilde erbij zijn wanneer zij haar laatste adem uitblies, ik wilde het volop en bewust meemaken. Voor mijn moeder, omdat ik haar niet alleen wilde laten, maar ook voor mezelf, omdat ik anders dacht dat ik het nooit zou geloven. Ook nu kwam mijn streven naar perfectie om de hoek kijken. Het moest liefdevol zijn. Vredig. Ik wilde nog iets tegen haar zeggen, en dat zij dan nog één keer haar ogen open zou doen en iets terug zou zeggen. Ze zei alleen niets meer en deed haar ogen niet meer open. Het ging niet zoals in de film. Het was niet vredig, het was ronduit naar om mijn moeder naar adem, naar leven, te zien happen. Kon niemand hier nou iets aan doen? Ik drukte nog een paar keer op de morfineknop."

Kronkelriviertjes van tranen

"Als ik nu terugdenk aan dat moment, waar ik voor de volle honderd procent bij was, geloof ik nog steeds niet dat het is gebeurd. Zoiets hards, zoiets definitiefs, en toch: alsof ik het heb verzonnen. Ik deed mijn moeders pony goed, wreef over haar voorhoofd, mam, we zijn hier, we zijn er. Mijn vader hield mijn moeders linkerhand vast, tante Annette haar rechter, ik bleef over haar voorhoofd wrijven, haar piekerige pony kriebelde in mijn handpalm. Tom zat bij haar voeteneind."

"Ik weet nog dat ik twijfelde of dat wel goed was dat we haar allemaal aanraakten. Moeten wij loslaten voordat jij loslaat, mam? Mijn vader was dat niet plan en dus hield hij vast, handpalm tegen handpalm, vingers tegen vingers, pols tegen pols. Later had hij gezegd dat dat moment jaren had mogen duren. Mijn moeder ademde in. Uit. In. Uit. In. Uit. Ik ben er nog, mam. Ik ben er altijd, zolang jij dat wil. Ben jij er nog? Mam? Enkele seconden keek ik naar haar mond, die nog open was, maar waar geen geluid meer uit kwam. Toe dan, dacht ik. Toe dan, adem gewoon weer. Ik werd een beetje boos op haar. Adem, doe nou! Het voelde zo onaf, zo’n uitademing zonder inademing. Het was nog niet af. Waarom blijf je niet nog even? Mijn vader boog naar haar toe. ‘Dag schatje,’ fluisterde hij in haar oor. Zijn neus raakte een van haar haarlokken, die bewoog mee, en ik wilde roepen dat hij moest stoppen, dat haar haarlokje waarschijnlijk bewoog omdat ze zelf haar hoofd bewoog. Ze is er nog, stop, ho, stop, ze leeft nog! ‘Dankjewel voor alles, liefste,’ zei mijn vader. Ik bleef over mijn moeders voorhoofd strelen, over die piekpony van d’r, ik wilde niet stoppen want straks werd ze koud en ze mocht niet koud worden. Over de wangen van mijn tante gleden kronkelriviertjes van tranen.
Ook mijn broertje huilde, gesmoord, de hond tegen zich aangedrukt, en zijn mond leek de woorden ‘nee’ te willen zeggen, maar hij kreeg er geen geluid uit. Hij begon met zijn vlakke hand op de bank in de woonkamer te meppen. Pats. Pats. Pats. Bij elke klap die Tom produceerde drong de realiteit zich verder in onze hoofden en harten. Pats. Dood. Pats. Dood. Een klodder snot smaakte zout in mijn keel. Pats. Ze was weg. Pats. Ik had geen moeder meer. Pats. Begrafenis. Welke kleren zal ik je aantrekken? Heb je die paarse blouse nog ergens? Mam?"

Je bent jong en je rouwt is te bestellen via Bol.com en dasmag.nl

Tekst: Lisanne van Sadelhoff | Beeld: iStock

Laatste nieuws