Ik wens u allen een fijne zondag!

Ik zei nog: “Vergeet Ed niet!” Maar aangezien onze kinderen een soort Oost-Indische doofheid hebben ontwikkeld rondom d...


Ik zei nog: “Vergeet Ed niet!”

Maar aangezien onze kinderen een soort Oost-Indische doofheid hebben ontwikkeld rondom de woorden ‘vergeet’ en ‘niet’ had ik net zo goed kunnen zeggen dat ze haar skisokken moest inpakken. Annabel vertrok zonder haar favoriete knuffel ‘Ed’ en om half negen ’s avonds ging de telefoon.

“Ik ben even weg,” zei Paul nadat hij had opgehangen. “Even Ed een slinger geven.”
Maar Paul was nog niet terug of de taxihotline werd weer gebeld: Ed moest weer worden opgehaald . Met Annabel erbij. Om kwart over negen ’s avonds waren Annabel en Ed weer samen. In hun eigen bed. “Ed wou niet,” zei Annabel.

Ik had het kunnen weten, thuis was ze de laatste tijd ook een beetje moeilijk met slapen, maar goed, ik dacht dat het wel goed zou gaan bij Vriendinnetje. Niet dus. De volgende ochtend echter had ze alweer praatjes voor tien. Ze wilde terug naar Vriendinnetje en wel nu. Liz mopperde ondertussen dat zij en háár logeetje alléén wilden spelen en dat ze Klein Zusje daarbij niet konden gebruiken. Bla bla bla. Zeur. Mekker. Het was nog géén negen uur en ik had al meer onderhandelingen gevoerd dan Mark Rutte tijdens een gemiddelde formatieweek.

Niet bepaald vrolijk vertrok ik met Annabel naar Vriendinnetje (ik had gelukkig een sms’je dat ze alweer welkom was), hier had ik helemaal geen zin. Dat gezeur ook altijd met die kinderen. Dat deden wij toch vroeger ook niet? Als je ging logeren, dan ging je gewoon logeren. Basta.
“Mogen we mee?” vroeg Lizzy.
“Nee,” snauwde ik.

Nadat ik Annabel had afgeleverd maakte ik nog maar even een ommetje. Het was nog zo vroeg, er was echt niemand op straat. Wat een rust. Niet dat eeuwige gekwebbel aan mijn kop, lekker koud en wat was de herfst mooi zo in het diffuse oktoberlicht. Ik liep een stukje door het bos en voor ik het wist was ik drie kwartier onderweg. In mijn eentje.

Vrolijk en met een leeg hoofd kwam ik weer thuis. Heerlijk zeg, zo’n ochtendwandeling. Zou ik vaker moeten doen. Terwijl ik koffie ging zetten zag ik Ed onderuitgezakt op de bank zitten. Hij keek me verdrietig aan.
“Ach Ed,” troostte ik. “Weet je wat, volgende keer mag je met mij mee. Wíj weten tenminste wat we aan elkaar hebben.”

Foto: (r) gejat van internet

Laatste nieuws