Het kan altijd erger

In april 2006 kreeg ik een Mirena. Ik deed daar destijds nogal zenuwachtig over. (In mijn gedachten had het spiraaltj...


In april 2006 kreeg ik een Mirena.

Ik deed daar destijds nogal zenuwachtig over.
(In mijn gedachten had het spiraaltje niet alleen de afmetingen van een flinke piranha aangenomen, het had ook nog eens de bijbehorende tanden.) De ingreep viel echter 100% mee, lees hier het blogje van toen.

Een Mirena gaat vijf jaar mee.
De betere rekenaars onder jullie hebben het inmiddels door: de parachuteplug had er al uit moeten zijn! En dus fietste ik gisteren naar het ziekenhuis om d’ene Mirena voor d’ander te laten verwisselen. Fluitend natuurlijk, ik wist inmiddels dat die ingreep niets voorstelde.

Ik lag net lekker – beentjes gespreid in de steunen, eendenbek ingebracht – toen de gynaecoloog zei: “Volgens mij heb je een eisprong in de linker eileider.” Ik had zéker een intelligente vraag gesteld (met betrekking tot de pingpongwedstrijd die mijn gynaecoloog kennelijk in mijn binnenste kon volgen) als er niet precies op dat moment een folterende pijn door me heen trok.
“Níet prettig,” siste ik.
“Komt door die eisprong,” zei de gynaecoloog. “Sorry.”
Ondertussen ging de pijn door. Het leek verdorie wel alsof ik weer aan het bevallen was. Ik klemde mijn kaken op elkaar en probeerde ‘door de pijn heen’ te voelen, zoals me destijds op de pufclub was geleerd. (Het alternatief was: schoppen, maar dat had de gynaecoloog vast niet leuk gevonden.)
“Klaar,” zie de arts, “je bloedt alleen een beetje.”
Dat verbaasde me niets! Voor mijn gevoel was ik al half leeggebloed. Al het bloed was in elk geval uit mijn gezicht getrokken want de verpleegkundige – die zich tot dan toe op de achtergrond had gehouden –merkte op dat ik een beetje witjes zag. Ze bracht een koud washandje.
“Ik voel me niet zo lekker,” zei ik.

Na een minuutje vond ik dat ik wel op kon staan. Niet dat ik me nou zo patent voelde, maar zo half naakt met je benen uit elkaar lig je ook niet echt ontspannen. Ik klauterde uit de stoel, liep een paar passen en zeeg vervolgens in elkaar. So far not so good. Ik was gewoon door mijn benen gezakt!
Kennelijk gebeurde zulks hier wel vaker want de gynaecoloog hielp me geoefend omhoog en de verpleegkundige stond opeens naast me met een brancard.
“Even een kwartiertje liggen,” zei ze, waarna ze me handig aankleedde en de gang op reed.
Het liggen deed me goed. Even plat en ik was weer de oude.
“Ik breng je naar een rustig kamertje,” zei de verpleegkundige. “Daar kan je bijkomen.” Ze zette koers richting de klapdeuren die toegang gaven tot de wachtruimte, de vólle wachtruimte. De wachtruimte van ongeveer de gehele tweede verdieping waar ik net nog als onbezorgde blonde naar mijn Ipod had zitten luisteren.
De verpleegkundige rolde me door de stille gang.
“Kan ik niet even hier blijven?’ vroeg ik. “Gewoon hier op de gang? Ik ben zo weer oké hoor!” Ik voelde me alweer een stuk beter. ’t Was gewoon een reactie op de pijn. Of die eisprong, weet ik veel. De verpleegkundig schudde resoluut haar hoofd. Veel te onrustig. Ik moest minstens een kwartier liggen. Op een rustige kamer.

De klapdeuren gingen open en ik zag alle hoofden mijn kant uitdraaien. Snel sloot ik mijn ogen. Had ik nou mijn laserzonnebril maar opgehouden! Lange seconden gingen voorbij terwijl ik de gehele tweede verdieping werd overgereden. In rustig tempo en met één irritant piepend wieltje. Eenmaal aangekomen in het ‘rustige’ kamertje wilde ik eigenlijk meteen weg.

Voor de vorm bleef ik nog tien minuten liggen. Daarna vond ik het mooi geweest. Ik stond op, dronk wat water en maakte bij het loket een nieuwe afspraak voor controle. Daarna ging ik naar beneden om pijnstillers te halen bij de ziekenhuisapotheek.

Het was druk beneden. Een oude man probeerde uit te leggen wat voor kwaal hij had maar de apothekersassistente begreep hem niet. Ik wachtte rustig en staarde door het raam naar buiten. Nog even en dan: frisse lucht.
Plotseling draaide de vrouw voor me zich om en vroeg: “Gaat het weer?” Ik moet haar vragend aangekeken hebben want ze ging verder: “Ik was boven, je kwam langs op de brancard!”
Nee zeg, was ik van het ene moment op het andere veranderd in een BZ-er! (Bekende Ziekenhuisster.) Ik knikte ten teken dat het weer goed ging maar ik zag aan de ogen van de vrouw dat ze graag wilde weten wat er met me gebeurd was. Begreep ik. Zou ik zou ook willen weten.
“Gaat prima hoor,” zei ik vriendelijk. “Ik kreeg een nieuwe Mirenaspiraal en dat deed een beetje pijn. Toen viel ik flauw, maar het was zo weer over.”
De vrouw lachte, duidelijk opgelucht dat ze het verhaal zomaar in haar schoot geworpen kreeg. Ze leek even na te denken en boog zich vervolgens vertrouwelijk naar me toe.
“Weet je wat helemaal erg is,” fluisterde ze, “de overgang.” Bij dit laatste wees ze op haar eigen buik als om aan te geven dat het ‘daar binnen’ flink mis was nu het pingpongseizoen voorbij was. In de tien minuten die we samen moesten wachten vertrouwde ze de complete encyclopedie van overgangsklachten toe, van Ademnood tot Zweetaanvallen.

Oké, dat plaatsen van dat spiraaltje was niet fijn geweest, maar het was niets vergeleken bij wat me allemaal nog te wachten stond.

Frisse lucht was nog nooit zo welkom geweest.

Laatste nieuws