Een teken van leven

Hallo daar! Ik ben er nog hoor! Ik ben niet zomaar met mijn blog gestopt (daar zou ik toch echt spijt van krijgen) en op...

Hallo daar! Ik ben er nog hoor! Ik ben niet zomaar met mijn blog gestopt (daar zou ik toch echt spijt van krijgen) en opgenomen ben ik ook nog niet, dus kennelijk –ook getuige jullie reacties- ben ik toch een heel normale moeder. Een moeder die soms met de handen in het haar zit, de wanhoop nabij, en andere momenten weer als een super mom door de straten loopt, compleet met pasgeboren Jippe in de wagen en peutermeisje Bo op de Kid Sit, en dan ook nog met die nieuwe trui met vleermuismouwen aan, compleet volgens de laatste mode.
(Dat voedt ook handig trouwens, en discreet, die wijde mouwen, ha ha).

Wat een opmerkingen ik daar overigens niet over krijg, niet over die trui hoor, en ook niet over dat voeden, maar over die Kid Sit, dat leuke plankje waar Bo op zit. Veel mensen kennen het nog niet. Ja, zo’n meerijdplankje voor achter de kinderwagen wel, maar dat er dan ook nog een zitje op zit, dat heeft haast nog niemand gezien. Ik krijg er dan ook continue reacties op. Of Bo eigenlijk. Want bijna iedereen zegt tegen haar: ‘Zo, jij zit daar lekker!’

Maar hoe gelikt en schattig dat er ook allemaal uit ziet, ik kan niet alles. Niet alles tegelijk. Logisch.
Ik wil het wel, maar moet gewoon een pas op de plaats doen.
Want soms heb ik het gevoel het allemaal niet meer aan te kunnen.
En daar reageerden jullie op. Bedankt daarvoor, voor al die reacties.
Zo lief.

Ik wil teveel, moet te veel van mezelf. Mijn eeuwige probleem.
En dan alles ook nog perfect. Dat kan gewoon niet.
Iets meer rust nemen, iets minder bloggen, iets minder van mezelf moeten. Dat scheelt vast al een hoop. Nu moet het nog lukken…
Een dagje niet achter de pc werkte in elk geval al heel heilzaam.
Gewoon wat opruimen in huis gaf me een beter gevoel.
Maar ondertussen moeten sommige andere dingen wel ook gebeuren.
Zo was ik afgelopen dinsdag alweer op het consultatiebureau.
De eerste controle.

‘Hoe gaat het?’
‘Ja, goed!’ roep ik. En meteen denk ik: als ze mijn weblog maar niet gelezen hebben… En dus nuanceer ik het beeld, vertel dat de nachtvoedingen best weer even wennen zijn. En de krampjes.
Ook vertel ik dat ik Jippe nu Infacol geef. Dat dat best een beetje werkt. (Bedankt voor de tip!). En dat Bo nooit een speentje heeft gehad, maar dat Jippe er wel een heeft en we daar toch wel heel blij mee zijn.
Het brengt veel meer rust.

Jippe werd gewogen en gemeten. Al bijna een kilo erbij, en 4 en een halve centimeter langer. Prima dus. De arts keek naar zijn pukkeltjes en naar zijn (smet)plekjes. En ontdekte dat hij speciale billetjes heeft. Een V-tje boven zijn bilspleet.
Verrek, nu zag ik het ook.
‘Gaat dat nog weg?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei de arts.
‘Maar komt het vaker voor?’
‘Wel eens ja.’
Mmm, nou, persoonlijk ken ik niemand met zo’n aparte bilspleet.
Jullie wel?

Maar goed, nu even terugkomend op het begin van dit stukje…
Hoe zwaar het soms ook is, ik zou niet anders willen. Met mensen die hier van de week op kraambezoek waren (denkend over kinderen, nog veel willen doen, maar ook niet te lang willen wachten) hadden we het er nog over.
Wat ik zelf zo moeilijk vond bij de beslissing ‘Gaan we nu voor kinderen?’ was de gedachte dat het definitief is. Onomkeerbaar. Je kunt het niet even uitproberen. Je kunt niet meer terug.
Maar gelukkig er is één mooi mechanisme in de mens: je wilt ook niet meer terug. Ondanks de gebroken nachten, ondanks het continue zorgen en ondanks dat je vroeger gewoon met zijn tweetjes spontaan uit eten kon, of gewoon op reis, ver weg, met je backpack. Je wilt het niet. Je fantaseert er misschien wel eens over, maar écht terug wil je niet.
Gelukkig maar.

En de afgelopen dagen zijn er weer heel veel momenten geweest waarop ik heel gelukkig was, heel dankbaar. Ontroerd vooral.
Zoals in de speeltuin met Bo. Bij de Frederik Hendriklaan. Leuke filmpjes gemaakt. En op het Koningsplein. Ook in de speeltuin. (Ja, we hebben er hier heel wat in de buurt.)

En ja, dan sta ik daar, met twee kinderen, en als alles dan even soepel loopt, dan lijkt het alsof ik alles voor elkaar heb.
Ik duwde Bo, die op de schommel zat. Ze lachte. De zon scheen. Herfstblaadjes knisperden onder mijn voeten. Bo bewoog, de tijd stond stil.

Er was ook een andere moeder, met haar zoontje, en opa en oma.
Opa keek in de wagen (meestal zijn het de oma’s die dat doen).
‘Dat is nog een kleintje zeker,’ zei hij.
Ik bevestigde dat. Vertelde dat hij pas één maand oud is.
Hij bekeek me van top tot teen.
‘En je staat hier nu al weer gewoon te schommelen?’

Ik zag de zucht van verlichting op het gezicht van de andere moeder toen ik zei: ‘Het heeft wel de hele ochtend geduurd voordat ik hier kon komen hoor…’

Daarna dronk ik koffie bij de Klap, met een vriendin. Jippe was er bij. Pier ook even. Bo ook. Die vervolgens veel te laat in bed lag. Daar baalde ik dan weer van. Maar ja, supermoeders moeten ook flexibel zijn. Toch?

Laatste nieuws