De kindertandarts

Vanmorgen. Op de fiets door de regen naar de tandarts. Er zijn leukere dingen denkbaar. Maar dit was de kindertandarts,...

Vanmorgen. Op de fiets door de regen naar de tandarts. Er zijn leukere dingen denkbaar.
Maar dit was de kindertandarts, dus je verwacht
toch een zekere vorm van ‘pret’.

Zeiknat kwamen we er aan. Ik schudde mijn paraplu uit, groette vrolijk de baliemevrouw (die met moeite ‘Goeiemorgen’ terug zei, maar goed, ze was aan de telefoon, dus het zij haar vergeven), hielp Bo met haar regenjas en ging zitten.

Een half jaar geleden gingen we voor het eerst.
En omdat Bo vaak wat verlegen kan zijn, en met vreemde volwassenen erbij altijd even de kat uit de boom moet kijken, leek me een kindertandarts wel zo prettig.

We hadden vorige keer van te voren thuis een boekje met een plaatje van een tandarts erin bekeken en ze had speciaal een t-shirt met snoepjes erop aan gewild.
Ze had het toen best een beetje griezelig gevonden en haar mondje beslist niet wijd open gedaan, maar het was te doen geweest. De tandarts had toch even kunnen kijken, ze kreeg een sleutelhangertje mee en eenmaal thuis riep ze verbaasd uit: ‘Hij heeft mijn tandjes niet gepoetst!’

Persoonlijk had ik wel een ander beeld gehad van een kindertandarts: een lieve olijke meneer of mevrouw en geen grof slagerstype uit een -ik gok- Oostblokland. (Niet dat ik iets tegen slagers heb hoor, mijn vader was het vroeger ook en van mijn moeders kant heb ik wat Pools bloed in me). Maar zelfs die witte jas had ik niet helemaal verwacht misschien.
Het was niet iemand waarbij je als je binnenkomt, denkt ‘Hè, gezellig.’ Of op zijn minst: ‘Hier voel ik me veilig.’
Maar goed, het ging.

Deze keer was het meer dan eng. Weer had ik het er van te voren met haar over gehad. Dat de tandarts naar haar ‘prinsessentandjes’ (zoals papa ze altijd noemt) zou gaan kijken. Dat dat belangrijk is omdat je anders ‘au’ in je mondje kunt krijgen. Dat ze dan weer in die mooie tandartsstoel mocht, bij mama op schoot, als ze dat weer wilde.
Ze had gezegd dat ze nu zelf wel in de grote stoel wilde.

We waren al snel aan de beurt. Te snel misschien wel, want ze had net een houten trein in haar handjes waar ze mee wilde gaan spelen.
‘Bo? Je mag meekomen.’ De assistente stond in de deuropening.
Bo sprong op, ik pakte mijn tas en onze jassen en we liepen achter haar aan naar binnen. Ze had net gerookt, rook ik.

‘Hé, kijk, daar is Winnie de Pooh!’ zei ik toen we binnen kwamen. Ik wees op de poster. Gaf de tandarts een hand.
Ik zag dat Bo onder de indruk was van die twee mensen in het wit en van die grote stoel. Ze begon al tegen me aan te hangen.
Ze mocht bij me op schoot op de stoel. Dus dat deden we, net als vorige keer. En we keken naar een poster van een mama-giraf die een baby-giraf een kusje gaf. Maar ik voelde al dat ze zich verre van fijn voelde.

De tandarts met het vreemde accent vroeg of ze op vakantie geweest was en probeerde te raden waar naartoe.
‘Spanje? Frankrijk?’
De assistente raadde mee. Maar Bo wendde haar gezicht af, zoals ze vaak doet bij volwassenen, uit verlegenheid.
‘Griekenland?’
‘Ietsje verder nog,’ zei ik.
‘Turkije?’
‘Ja!’ zei ik enthousiast, in de hoop dat Bo nu ook op zou leven. Maar dat deed ze niet. Ze wendde haar blik af en greep me vast.
Het enige moment waarop ze even opleefde was toen er een jongetje per ongeluk om de hoek van de kamer keek. Maar die was helaas snel weer weg.

Of hij even in haar mondje mocht kijken, vroeg de tandarts. Maar ze dook steeds dieper in me weg. Ze keek de tandarts en de assistente niet aan en weigerde achterover te gaan liggen. Ook met mijn hulp (ik wilde niet gaan duwen), lukte het niet. Ze sloot haar ogen (iets wat ze altijd doet als ze teveel aandacht van vreemden krijgt; in Turkije deed ze het ook vaak) en boog zich dieper in mijn schoot. Steeds verder voorover, in plaats van juist achterover. Haar lange haartjes voor haar gezicht.

Hoewel ik zelf nooit bang ben geweest voor de tandarts (misschien als kind, maar dat weet ik niet meer), begon ik me nu met het moment ellendiger te voelen. Niet voor mezelf, maar voor Bo. Ik wilde haar zo graag helpen, zeggen dat het geen pijn zou doen, zeggen dat het ‘zo weer over is’ (zoals ze zelf altijd zo lief tegen Jippe zegt als hij valt en zich pijn heeft gedaan) of zeggen dat het belangrijk is, maar alles wat ik zei of bedacht, of wilde zeggen, leek ongeschikt.
Ik zei ‘Heel eventjes maar’ en daarna ‘dat het niet gaf’.
Het werkte gewoon niet.

De tandarts en de assistente deden niets. Niets noemenswaardigs althans. En dat is nou net wat ik juist van een kindertandarts had verwacht. Dat het allemaal iets minder serieus zou gaan, iets meer met een ‘spelletje’. Met afleiding.

Wat ze normaalgesproken in zoÂ’n situatie doen, vroeg ik voorzichtig. Ik wilde er allemaal niet te veel gewicht op leggen voor Bo.
Ik kreeg een vaag antwoord. Terwijl ze dit toch tien keer op een dag moeten meemaken zou je zeggen.

Omdat Bo soms wat verlegen is hadden we destijds speciaal voor een kindertandarts gekozen. En bij een kindertandarts had ik net zoiets verwacht als bij een kinderkapper. Met grappige dingen als autoÂ’s om in te zitten in plaats van een echte tandartsstoel. Met knuffelbeesten om vast te pakken. Met posters van blije kindergezichtjes.
Goed, dat gaat misschien allemaal wat ver, maar toch… om eerlijk te zijn had ik juist nú het verschil tussen een kindertandarts en een gewone tandarts willen merken. Je mag toch verwachten dat ze er daar wel een beetje ervaring mee hebben. Met verlegen kindjes, bange kindjes of kindjes die niet meewerken.
Dat ze kindjes dan op zijn minst iets meer op hun gemak weten te stellen. Natuurlijk ben je daar als ouder als eerste verantwoordelijk voor, maar van een speciale kindertandarts mag je toch wel een speciale kindvriendelijke behandeling verwachten? Een grapje, een aai, een geruststellend zinnetje. Zet desnoods kinderliedjes op!
In niets merkte ik ervaring met of liefde voor kinderen.

Het enige wat hij deed was een sleutelhangertje pakken. Een leuk sleutelhangertje hoor, echt, van een paars paardje, maar dat kan élke tandarts doen.
Zegt hij ook nog: ‘Als ik niet in je mondje mag kijken, wil ik het terug hebben.’
Ja, zo gaat het lekker!

Ik begon me wanhopig te voelen. Hoe meer ik probeerde, hoe lastiger het werd. Ik voelde weer bijna hoe ik me als kind voelde, het verlegen meisje, te bang om iets tegen vreemden te zeggen. Voelde wat zij moest voelen. Ik kreeg er bijna zelf buikpijn van.
Niet dat Bo het merkte hoor.
Ik was het liefst boos geworden, omdat alles wat we probeerden zo ongeveer van mij uit moest komen, maar dat doe je dan ook weer niet. Nee, ik bleef vriendelijk, alles ten behoeve van mijn kleine meisje.

Alle pogingen ten spijt, Bo vertikte het haar mondje open te doen, en als we door waren gegaan wist ik zeker dat ze was gaan huilen. Dat wilde ik niet. Arm meisje. Ik knuffelde haar en had met haar te doen. Wilde troosten en luchtig tegelijk doen.
Stiekem hoopte ik dat op het allerlaatst toch haar mondje nog open ging, ook al was het maar een klein stukje, maar nee. Voorovergebogen verborg ze haar gezicht tegen mijn buik.

Een andere keer terugkomen dan maar. Soms gaat het dan wel, wisten ze.
Ja, en dit consult wel betalen zeker.
Pffft, het was me wat. En dan hadden we het nog niet eens over gaatjes of andere ellende.
Nee, we moesten maar gewoon weer door de regen terug en een nieuwe afspraak maken.

Dit kon nog eens een leuke dag gaan wordenÂ…

Gelukkig wist ik toen nog niet dat ik later vandaag nóg een keer nat zou regenen. Zeiknat. Veel natter dan die ochtend.
Maar wat zou ik graag nog honderd keer natregenen om daar voor in de plaats een soepel tandartsbezoek voor mijn meisje te krijgenÂ…

Misschien was het gewoon pech, maar ik had er geen goed gevoel bij. Of ik trek me BoÂ’s angst en verlegenheid te veel aan. Maar of ik die afspraak nog ga maken weet ik niet. Misschien neem ik haar volgende keer anders toch maar gewoon mee naar onze eigen tandartsÂ…

Iemand wél goeie ervaringen met de kindertandarts?

Laatste nieuws