Bo’s toekomstige school

Daar zaten we dan. In het halfduister. Zo’n twintig tot dertig ouders. Op kleine houten kleuterstoeltjes, keurig in een...

Daar zaten we dan. In het halfduister. Zo’n twintig tot dertig ouders. Op kleine houten kleuterstoeltjes, keurig in een kringetje. Waxinelichtjes brandden. Alsof het kerstdiner zo beginnen zou, maar dan zonder de kinderen, en zonder kerstboom. Vlammetjes flikkerden en vormden schaduwen op de muren.

Het leek wel een spannend spel, een staartje Halloween. Dra zouden de spoken komen.
Of gingen we griezelverhalen vertellen?
Zo voelde het een beetje.

We waren op Bo’s toekomstige basisschool. De school waar ze vanaf mei naartoe zal gaan.
De stroom was uitgevallen, dus er was geen licht. En, erger, ha ha, er was geen koffie of thee. Maar het had wel wat, met al die nieuwe gezichten en die lange stelten op die kleine stoeltjes, zo knus bij elkaar in het donker.

Het was een informatiebijeenkomst voor ouders en verzorgers van toekomstige leerlingen. Omdat het al weer ruim drie jaar geleden was dat we er voor het eerst een kijkje kwamen nemen. Bijna drie en een haf jaar geleden schreven we haar in. Niet normaal zou je zeggen, maar zo gaat dat in deze buurt van Den Haag. Het is wachtlijst troef. En deze buurt en Den Haag op zich zijn geen uitzonderingen. Meer ouders kennen het fenomeen van het naarstig op zoek moeten naar basisscholen als je kind krap een maand uit de buik is. Alsof je hoofd daar dan naar staat…

Gelukkig hadden wij bij één school direct een heel positief gevoel. Twee eigenlijk, maar eentje zou verbouwd gaan worden en van die andere werden we net een beetje blijer. Gelukkig hadden we dat gevoel nu, dik drie jaar later, nog steeds. Hier gaat ons kleine meisje, toen net uit mijn buik, nu een meter lang en naar men zegt zo’n duizend woorden rijk over minder dan een half jaar naar school!

Ze heeft er al zin in. Als we er wel eens langsrijden roept ze verrukt dat ze de glijbaan ziet, en thuis speelt ze al vaak schooltje. Dan zet ze haar poppen en knuffels op een rijtje en geeft ze allemaal een boekje. Precíes zoals ik dat vroeger deed, en ik heb het haar echt niet geleerd.

Toch ben ik ook best een beetje bang. Of zoals een ander mama het verwoordde: ‘Volgens mij vind ik het nog spannender dan mijn kind.’
‘Maar toch niet éng spannend?’ vroeg de directrice.
Ehm… nou… dacht ik.
De mama wuifde het een beetje weg, omdat dat kennelijk gewenst was, maar stiekem dacht ik: ‘Ik vind het wel eng spannend…’

Bo is namelijk nogal verlegen. Niet overal en in elke situatie hoor (je had haar in de trein moeten zien: kletsen, zingen, bij vreemde mensen gaan zitten, door de trein lopen, etc.), maar ze is onder vreemden of in grotere gezelschappen gewoon niet zo druk en extravert als sommige andere kindjes kunnen zijn. Ze is soms wat banger, meer teruggetrokken, of duikt onder mama’s rokken als een volwassene haar iets vraagt. Soms antwoordt ze dan gewoon niet. Omdat ze niet durft.
Net als ik zelf vroeger. Ik zat het liefst in mijn eentje stilletjes in een hoekje van de zandbak te spelen. Iemand had zelfs eens aan mijn moeder gevraagd of ik soms last van ‘flatneurose’ had. (We woonden niet eens op een flat). En ik voel nog hoe overweldigend zoveel andere kindjes kunnen zijn. Of meer nog misschien zoveel ouders (al die indrukwekkend grote mensen) die die kindjes komen brengen, zoals een andere ouder wiens oudste er al op zat, zei. Of al die aandacht als je eigenlijk liever op jezelf bent.

We liepen nog eens door de andere lokalen.
‘Je hebt een bekend gezicht,’ zei iemand tegen me.
Eh… help, ze zou mijn blog toch niet lezen?
‘Je komt me bekend voor,’ sprak een ander.
Of heb ik gewoon zo’n standaard gezicht? Ha ha.
‘Van de speeltuin misschien?’ opperde ik. ‘Sunny Court, Koningsplein, de Fred of de Scheveningse bosjes? Of de Verademing?’
Ook ik herkende iemand. Van Sunny Court inderdaad.
Weer een andere mama wist zich te herinneren dat Pier en ik meer dan drie en een half jaar geleden(!) bij de borstvoedingsgroep waren geweest.
Dat ik nog steeds borstvoeding geef, vertelde ik. (Alleen dan wel aan de tweede, ha ha.)

We hadden een goed gevoel bij de school. Bij de leiding (zolang je er niet ‘elektriciteits-‘ voor zette), bij de lokalen, bij de ‘lesmethoden’, bij het continurooster (wat vooral voor ouders handig is), bij de speciale gym/speelzaal voor de allerkleinsten, bij het drie keer per dag naar buiten gaan en ook bij de andere ouders.
Was ik eerst nog een beetje bang voor te veel elitaire Statenkwartiertypes, deze angst bleek ongegrond. Want het waren gewoon leuke ouders. Redelijk opgeleid wel, maar geen decadent gedoe of ‘Kijk mij eens beter dan jij zijn’-erij. En wat kleur, gelukkig, terwijl het toch een witte school is.
Ook de lollige vader openbaarde zich al. Hij had meteen de lachers op zijn hand, met die droge vraag:
‘Gebeurt dat vaak, dat de stroom uitvalt?’

Toen de informatiebijeenkomst zijn einde naderde en wij met zijn allen zo knie aan knie op die kleine stoeltjes in het toen toch écht bijna donker naast elkaar zaten, was er nog tijd voor een laatste vraag. Een serieuze.
Op een strenge sinterklaastoon vroeg de lollige vader: ‘Wat doen jullie met stoute kindertjes?’

Laatste nieuws