/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F06%2Fq0eHlCkIHtBszk1748867265.jpg)
Intense druk en pijn
“Ik was net 21 toen het gebeurde. Mijn ouders en zus waren op vakantie, ik was alleen thuis. Op een dag kreeg ik last van een intense druk en pijn in mijn rechteroor. Ook hoorde ik mijn eigen hart kloppen. Omdat ik vaak oorontstekingen had, vatbaar was voor infecties en onder behandeling van een internist stond, wist ik dat het mis was. Mijn eigen huisarts bleek met vakantie, daarom belde ik een vervangende huisartsenpraktijk. Aan de assistent die ik aan de lijn kreeg, legde ik alles uit, maar zij wuifde mijn zorgen meteen weg. ‘Kijk het maar even aan’, zei ze bot. Een afspraak of medicatie was volgens haar niet nodig. Lichtelijk geïrriteerd probeerde ik het nog eens. ‘Ik moet echt een dokter zien, want het zit niet goed’, zei ik. Toch werd ik niet serieus genomen. ‘Als het erger wordt, ga dan maar naar het ziekenhuis waar je onder behandeling staat’, antwoordde ze."

"Tja, zo makkelijk ging dat niet. Het ziekenhuis was voor mij een uur rijden, maar ik had geen auto en kende niemand die me op dat moment kon brengen. Onzeker hing ik op. Ik wist zeker dat ik een oorontsteking had, maar was bang dat de poli van het ziekenhuis ook aan mijn klachten zou twijfelen. Daarom besloot ik het aan te kijken. Wat moest ik anders? Al snel ging het van kwaad tot erger. Zo trok de druk in mijn oor naar mijn keel, kreeg ik koorts en werd ik extreem moe en misselijk. Een week lang lag ik in bed. Toen mijn ouders en zus op een vrijdagnacht terugkwamen van vakantie schrokken ze zich kapot. Ik kon amper op mijn benen staan en was doodziek. De volgende ochtend belde mijn zus de huisartsenpost en daar gingen direct de alarmbellen af. ‘Je had hier al een week geleden moeten zijn’, zei de arts die mij onderzocht. Mijn zuurstofgehalte bleek gevaarlijk laag en ik werd met spoed opgenomen.”
'Ik voelde me alles behalve sterk'
Heel bang
“In eerste instantie dacht ik dat ik na een paar dagen antibiotica weer naar huis mocht. Maar na het doorprikken van mijn trommelvlies ging het bergafwaarts. Binnen twee dagen had ik moeite met ademhalen. Een scan liet zien dat mijn rechterlong door de infectie was aangetast. Dat ik hierdoor veel moeite had met ademen, merkte ik zelf niet. Ik sliep vooral. In de derde nacht werd ik opeens wakker gemaakt, er stonden drie artsen naast mijn bed. ‘Het gaat niet goed’, zei één van hen. ‘Je zuurstofgehalte blijft te laag. We willen je naar de IC brengen.’ In paniek hoorde ik het aan. ‘Nee, dat wil ik niet’, zei ik. ‘Probeer alsjeblieft iets anders.’ Ik was heel erg bang. Ik associeerde de Intensive Care met stervende mensen en voelde me zo alleen en overweldigd dat ik niet helder kon nadenken. Daarom besloten de artsen eerst via een slangetje in mijn neus extra zuurstof toe te dienen. Ze hoopten dat het zo beter zou gaan, maar de volgende ochtend was mijn saturatie zo slecht dat ik alsnog naar de IC werd gebracht. Ineens werd mijn bed van de rem gehaald en de verpleegkundigen reden me weg. Niemand vertelde me verder iets."
"Eenmaal op de IC leek het alsof ik een andere wereld binnenreed. Overal stonden piepende en flikkerende machines. Ik zag patiënten liggen die er veel slechter aan toe leken dan ik. Mijn hart bonkte in mijn keel. Dit was precies waar ik bang voor was. Nadat mijn bed geparkeerd was, begonnen de verpleegkundigen van alles aan me vast te maken. Slangetjes, plakkers, een infuus... Lamgeslagen liet ik het over me heen komen. Gelukkig mochten mijn zus en mijn oom even bij mij komen. Omdat mijn moeder niet zo goed Nederlands spreekt en mijn vader soms erg emotioneel kan zijn (hij had eerder al een dochter verloren), had ik hen bewust niet opgegeven als mijn contactpersonen. Maar toen ik de bezorgde gezichten van mijn zus en oom zag, brak ik. ‘Je bent sterk, Sev’, troostte mijn oom mij. ‘Dit gaat goed komen.’ Maar ik voelde me allesbehalve sterk."
'Ontspannen? Hoe kon ik ontspannen als ik niet wist of ik ooit nog wakker zou worden?'
In coma
Een arts vertelde me niet veel later dat er een foto van mijn long was gemaakt, maar die zag er niet goed uit. ‘Je long is zwaar aangetast door de infectie’, zei hij. ‘We moeten je in een kunstmatige coma brengen en aan de beademing leggen.’ Mijn maag kromp ineen. ‘Nee’, zei ik in paniek. ‘Ik wil dat niet.’ Met tranen in mijn ogen smeekte ik om een andere optie, maar mijn arts was duidelijk. ‘Zonder beademing ga je het niet redden’, zei hij. Toch wilde ik dat niet geloven. Ik stond erop om mijn internist uit een ander ziekenhuis te spreken. Hij kende mij en mijn medisch verleden, de artsen in dit ziekenhuis niet. Uiteindelijk kreeg ik mijn internist aan de telefoon en hij bevestigde wat de artsen al hadden gezegd. ‘Sevcan, als je dit niet doet, ga je dood’, waren zijn harde woorden. Hierdoor kwam het eindelijk bij mij binnen. Ik voelde een ijskoude angst door mijn lichaam trekken. Tranen stroomden over mijn wangen, maar ik realiseerde me dat ik geen andere keus had. ‘Oké’, fluisterde ik. ‘Maar... word ik wel weer wakker?’ Helaas kon niemand dat beloven.”
Afscheidsberichtje
“Vlak voordat ik in coma werd gebracht, voelde het alsof alles langs me heen ging. De verpleegkundigen waren druk bezig, maar ik hoorde hun stemmen nauwelijks. Alles voelde onwerkelijk. Ik wist dat dit een afscheid kon zijn. Misschien zou ik nooit meer wakker worden. Ik hield er echt rekening mee dat ik dood zou gaan en verstuurde via mijn telefoon korte berichten naar de mensen die het belangrijkst voor me waren. ‘Ik hou van je, dank je wel voor alles.’ Meer kon ik niet bedenken, maar het was beter dan niets. Terwijl een verpleegkundige uitlegde dat ik een slaapmiddel zou krijgen, keek ik naar mijn zus en oom. Ze probeerden me gerust te stellen, maar ik zag de tranen in hun ogen. ‘Je hoeft alleen maar te ontspannen’, zei een verpleegkundige. Ontspannen? Hoe kon ik ontspannen als ik niet wist of ik ooit nog wakker zou worden? Het laatste wat ik me herinner, is dat mijn lichaam zwaar werd, de geluiden vervaagden en alles zwart werd."
'Het was een gevecht op leven en dood, ik had het amper doorgehad'
"Toen ik uiteindelijk weer wakker werd, deed mijn hele lijf pijn. Ook voelde ik in mijn keel een verstikkende buis. Terwijl ik hem eruit probeerde te trekken, gingen er opeens alarmen af. ‘Doe maar rustig’, hoorde ik iemand zeggen. Mijn ogen schoten heen en weer, alles voelde vreemd. Ondertussen voelde ik mijn hartslag versnellen. ‘Ze is in paniek’, hoorde ik iemand zeggen. En toen werd het voor de tweede keer zwart. Later hoorde ik dat ik op dat moment opnieuw een slaapmiddel had gekregen. Pas toen mijn beademingsbuis was verwijderd, werd ik weer rustig wakker. Langzaam opende ik mijn ogen. Naast mijn bed zat een vrouw met rode, vochtige ogen. ‘Je bent wakker’, fluisterde ze. Ik herkende haar niet. ‘Wie ben jij?’ vroeg ik. Haar gezicht betrok en ze pakte mijn hand. ‘Ik ben je moeder, lieverd. Je hebt twee weken in coma gelegen.’ Voordat ik iets kon zeggen, kwamen mijn zus en oom binnen. Mijn keel was rauw en mijn gedachten traag. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik zwak. ‘Je was er slecht aan toe’, zei mijn oom. ‘Je longen werkten niet meer en je had een hart-longmachine nodig. Maar in het eerste ziekenhuis hadden ze die niet, dus ben je met spoed hier naartoe gebracht. Daar heb je een kunstlong gekregen.’ Mijn adem stokte. ‘Een kunstlong?!’ Mijn moeder knikte. ‘We waren zo bang om je te verliezen. De artsen wisten niet of je het zou redden, maar gelukkig heb je het overleefd. Je bent er nog.’ Moeizaam slikte ik. Dit was een gevecht op leven en dood geweest. En ik had het amper doorgehad...”

Randje van de dood
“Wat daarna kwam, was minstens net zo zwaar. Mijn lichaam was verzwakt en ik moest alles opnieuw leren: praten, slikken, lopen. En dan die nachtmerries... Tijdens mijn coma was het alsof ik gevangen zat in een donkere ruimte. Ik droomde vaak over stemmen die ik hoorde, maar er was niemand die tegen mij sprak. Ook had ik een vreselijke droom waarin ik werd aangerand, terwijl ik dat in het echte leven nog nooit had meegemaakt. Nu denk ik dat mijn brein de situatie waarin ik me bevond op die manier vertaalde. Ik zat vast in mijn eigen lichaam en dat was het engste wat ik ooit had meegemaakt."
"De revalidatie duurde maanden. Mentaal was ik niet meer dezelfde. Ik was zó boos op de huisartsassistente die mij niet serieus had genomen. Als ze dat wel had gedaan, was dit allemaal niet gebeurd. De desbetreffende huisartsenpraktijk probeerde op een gegeven moment nog hun excuses aan te bieden, maar wat had ik daaraan? De woede was zo groot dat mijn zus en ik een advocaat inschakelden, vastbesloten om de praktijk verantwoordelijk te houden. Maar de huisartsenpraktijk had sterke juristen en we kregen te horen dat een rechtszaak kansloos was. Nu denk ik weleens: waarom heb toch niet doorgezet? Maar eerlijk... ik had er op dat moment geen energie meer voor. Het enige wat ik wilde, was mijn leven weer oppakken."
"Inmiddels ben ik bijna vier jaar verder en het gaat goed met mij. Ernstige oorontstekingen heb ik gelukkig niet meer gehad, maar ik merk wel dat ik veranderd ben. Ik was zo dicht bij de dood, dat vergeet ik nooit meer. Maar één ding weet ik wel zeker: ik laat me ook nooit meer afwimpelen door iemand. Als ik voel dat er iets mis is in mijn lichaam, dan is dat ook zo en daar zal ik altijd voor blijven vechten. Ik weet nu dat je je eigen lichaam uiteindelijk het allerbeste kent, zelfs als anderen iets anders durven te beweren...”
- Tekst: Renée Brouwer
- Adobe Stock, Privéfoto's