/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FBlHAcc5XLnm0Hf1739282886.jpg)
“Het begon allemaal met een extreem vervuilde woning, bijna acht jaar geleden. Een half jaar daarvoor was ik mijn eigen schoonmaakbedrijf begonnen en in eerste instantie richtte ik me op het schoonmaken van bedrijven. Totdat er een aanvraag binnenkwam voor de schoonmaak van een woning. De man die er woonde, zorgde niet goed voor zichzelf en zijn huis, en zijn familie wilde hem helpen schoon schip te maken. Hoewel ik zoiets nog nooit had gedaan, dacht ik: dat kan ik wel. Vervolgens ging ik met mijn team naar de woning. Wat we daar aantroffen, was heel heftig. Blikjes bier, afval, viezigheid en heel veel spullen. We gooiden van alles weg en maakten daarna goed schoon. Toen we klaar waren, werden we uitvoerig bedankt door de bewoner en zijn familie, maar een half jaar later werden we opnieuw gebeld. De man was helaas overleden. Hij had zes tot acht weken dood in zijn woning gelegen voordat hij werd ontdekt. Zijn familie vroeg of we zijn woning opnieuw wilden schoonmaken, omdat het in korte tijd alweer erg was vervuild. Ik wilde ze graag helpen.”
Vreselijke lijkgeur
“De situatie die we aantroffen, was erg ingrijpend. Het lichaam van de man was al geborgen, maar de sporen die zijn dood hadden achtergelaten, waren duidelijk te zien en te ruiken. Dat begon al toen we de voordeur openden. Omdat het hartje zomer was, voelde het alsof er een warme, zeer benauwende deken over ons werd gelegd. Honderden vliegen vlogen er rond en er hing een vreselijke lijkgeur. Kokhalzend bedekte ik mijn gezicht, maar de geur zat toen al in mijn systeem. Nu zou ik nooit meer zo’n plek zonder speciaal gezichtsmasker betreden, maar alles was nog nieuw. Ook op de plek waar het lichaam gelegen had, moesten mijn team en ik een paar keer slikken. Omdat het op de eerste verdieping was, was het bloed (de man was gevallen) over de betonnen vloer naar beneden gesijpeld, zo de meterkast in op de begane grond. Daarnaast hadden lijksappen en bloed zich een weg in het beton gevreten. Dit was moeilijk te reinigen, maar door allerlei kennis in te winnen en chemische producten te gebruiken, hebben we het alsnog tot een goed eindresultaat gebracht.”
Steun in de verwerking
“Ondanks dat het zo’n heftige situatie was, was het zo fijn dat ik de familie op deze manier kon helpen. Dat wilde ik vaker doen en daarom besloot ik me er verder in specialiseren. Ook legde ik contacten met zorginstellingen en politie. Al snel kreeg ik daarna meer opdrachten voor ‘schoonmaak na lijkvinding’. Hoeveel plekken we tot nu toe hebben schoongemaakt, weet ik niet, maar gemiddeld komen er wekelijks twee tot drie aanvragen binnen. Elke situatie is schrijnend, vooral de schoonmaakklussen waarbij iemand langere tijd ergens dood heeft gelegen. Omdat we pas worden ingeschakeld nadat de overleden persoon is weggehaald, zien we gelukkig nooit een lijk. Wel worden we in woningen vaak geconfronteerd met persoonlijke bezittingen en foto’s aan de muur. Hierdoor vraag ik me regelmatig af wat voor leven zo’n bewoner heeft geleid.
Toch neem ik mijn werk nooit mee naar huis. Ik zie het echt als een belangrijke schoonmaakklus waarbij ik op een respectvolle manier nabestaanden kan helpen in hun verwerking. Dat neemt overigens niet weg dat ik of mijn teamleden nooit geraakt worden door een bepaalde situatie. Eén van mijn werknemers maakte bijvoorbeeld een keer een plek schoon waar iemand was neergestoken. Alles zat onder het bloed en dat was zo heftig dat ze daarna echt even moest bijkomen. Het scheelt dat we als team elke opdracht achteraf uitvoerig met elkaar bespreken om te ventileren. Extra mentale hulp is ook mogelijk, maar dat heb ik tot nu toe nog niet hoeven inschakelen. Mijn collega’s en ik staan allemaal stevig in onze schoenen. Dat moet ook wel, want anders kun je dit werk niet doen.”
De dood is mijn brood
In de nieuwste Grazia lees je ook de verhalen van Angela en Susanne, die ook een baan rondom de dood hebben. Op hun eigen manier zetten zij zich in voor overledenen en hun nabestaanden. Nu in de winkel en te bestellen op tijdschrift.land.
- Tekst: Renée Brouwer
- Roel Dijkstra