/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2Fcore%2Fgrazia-fallback.jpg)
Ik weet niet wat het is, maar de laatste tijd duiken er ineens aan alle kanten leuke mannen op. Net nu ik ze even niet wil. Niet serieus althans. Ik heb nog genoeg af te handelen hier.
Gistermorgen. Ik had Bo weggebracht en fietste met Jippe in het zitje voorop over de Koningin Emmakade. Zoals gewoonlijk had ik de vaart erin. Ik stak mijn hand uit en draaide het Sweelinckplein op. Op dat moment keerde er ineens tegelijk met me nog iemand naar rechts.
Ik keek opzij. Een opvallend knappe jongen. Of man. Ik weet nooit zo goed hoe ik ze noemen moet. Hij was mijn leeftijd. En had ook een zitje voorop. Jij gaat hard! zei hij. Ik lachte. Meestal ja. Dat gaat vanzelf. Dat hij dat ook had, zei hij. Maar op de heenweg fiets ik harder dan op de terugweg, zei ik. Dus dit is de heenweg? De terugweg, zei ik. Kennelijk was hij onder de indruk, terwijl we allang zo hard niet meer fietsten. In de Reinkenstraat, waar we inmiddels doorheen gingen, wil er immers nog wel eens iemand uit onverwachte hoek komen. Een bakfietser die iets geks doet. Een busje dat dubbel geparkeerd staat. Of een automobilist die ineens op de rem gaat staan. Ik ben wielrenner, zei hij. Maar als ik op deze fiets zit, fiets ik de laatste tijd wel eens expres rustig. Dat dat ook wel eens lekker is, zei ik. Ja, want zeker in de zomer kwam ik nogal eens bezweet op mijn werk aan. En dan dacht ik: Waarom heb ik nou zo hard gefietst? Dat heb ik nou ook altijd. Ik moet hier naar rechts, zei ik, me verontschuldigend. Ik ook, zei hij, en hij fietste nog een stukje mee, de Laan van Meerdervoort op. Waar moet je heen? vroeg hij. Voorbij het Regentesseplein, zei ik. En ik wees. Net de iets mindere kant, voegde ik er aan toe. Maar waar dat nou weer voor nodig was. Ik was weer veel te eerlijk. Vertelde weer teveel. Ik keek nog eens opzij. Het was écht een mooie man. Een leuke jongen. En nog aardig ook. Maar ja. Het leek me niet netjes te vragen waar híj heen moest. Jullie kinderen fietsen ook nog niet zelf? vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd. We waren het er over eens dat het best link was, in het Haagse verkeer. Ook al zal het er toch ooit van komen. Ik remde af om bij het stoplicht te wachten om af te slaan. Hij moest rechtdoor. Fiets ze, zei ik. Hij groette. En zo fietste hij mijn leven uit.
Eén zinnetje bleef hangen: Jullie kinderen Het klonk ineens heel raar.