“Had ik maar.. eerder mijn vriend verlaten”

Irina heeft een moeilijke jeugd gehad en werd mishandeld door haar vriend.

Iedere woensdag deelt een Grazia lezer(es) zijn of haar grootste regret

Naam Irina (26) – Relatie nee – Beroep ziektewet

Moeilijke jeugd

"Van jongs af aan heb ik te horen gekregen dat ik een moeilijk kind was. Ik ben een nakomertje, niet gepland. Mijn ouders lieten me continu voelen dat ik dankbaar moest zijn dat ik bestond. Ze hadden me immers ook kunnen laten aborteren. Ik deed er echt mijn best voor: lief zijn. Want ik voelde me altijd en overal te veel. Maar ik kon zo makkelijk driftig worden. Schreeuwde dan de hele boel bij elkaar en had later gierende huilbuien van de spijt. Op school kreeg ik straf, mijn ouders dreigden met een pleeggezin. "

"Mijn oudste zus was mijn steun en toeverlaat. Zij heeft wel altijd in mij geloofd. Haar heb ik op mijn vijftiende durven op te biechten dat ik werd misbruikt door een vriend van mijn ouders. Zij heeft mij toen in huis genomen. Eindelijk ontdekte ik hoe het was om ergens welkom te zijn, me thuis te voelen. Maar ik kon er niet mee omgaan. Ik ging jointjes roken en GHB gebruiken. Dat ze me op mijn zeventiende uit huis zette, snap ik achteraf, ik was niet meer te handhaven."

Opluchting

"In het internaat waar ik terecht kwam, werd de diagnose borderline gesteld – of beter gezegd, emotionele regulatie- stoornis, zoals het tegenwoordig wordt genoemd. Dat deed me goed: ik had altijd heel veel moeite gehad om mijn gevoelens de baas te kunnen, er op een stabiele manier mee om te gaan. Nu wist ik dat het niet mijn schuld was, maar dat ik iets hád. Door therapie ging het langzaam beter met me. Ik had weer contact met mijn zus, had het naar mijn zin in het studentenhuis waar ik woonde en genoot van mijn opleiding, de hotelschool. Alleen met vriendjes wilde het niet lukken. De eerste tijd vonden ze me altijd fantastisch. Ik kan heel uitbundig en gezellig zijn, en heb al snel de lachers op mijn hand. Maar zodra ze mijn schaduwkanten leerden kennen – mijn stemmingswisselingen, huilbuien, onzekerheid – haakten ze af."

"Totdat ik Richard tegenkwam. Hij hield echt van mij en accepteerde mijn jaloezie en mijn angstaanvallen. Richard omringde me met heel veel liefde en gaf me eindelijk het gevoel dat ik iets waard was. Het enige waar hij niet mee kon omgaan, waren de driftaanvallen die ik soms nog had. De eerste keer dat hij mij sloeg had ik in een vlaag van woede iets van hem stukgegooid. Hij pakte mijn schouders vast en mepte me vol in mijn gezicht. Ik viel kermend, met een bloedneus, op de grond. Eerst kreeg ik nog een trap tegen mijn rug, daarna kwam hij naast me zitten en troostte me alsof ik een kind was. Gek genoeg was ik heel rustig en voelde me alleen maar gekoesterd door hem. Ik vond dat ik de klap verdiend had. Ik geloofde wat hij zei: dat hij het beste met mij voorhad. En al sloeg hij mij vaker, dat bleef ik denken."

Geen stop

"Zijn gedrag werd onvoorspelbaar en er was niet meer per se een onredelijke driftbui van mij nodig om hem boos te krijgen. Hij sloeg mij ook als hem iets tegen zat. Of als ik me bijvoorbeeld te onzeker voelde om naar een feestje te gaan. Dan haalde hij stevig uit en dwong me iets leuks aan te trekken. Als we dan op die verjaardag zaten, ging het meestal best met me. ‘Zie je wel’, zei hij dan, ‘je moet soms even de drempel over geduwd worden.’ Als hij na afloop in bed zachtjes over mijn blauwe plekken streelde, of ze kuste, werd ik helemaal week. Deze man was mijn redding, met zijn begeleiding zou alles goed komen. Ik wist zeker dat ik nooit meer zonder hem zou kunnen. Tot het erger en erger werd. Op het laatst sloeg hij me om niets. Bijna dagelijks. Steeds vaker kreeg ik het idee dat hij ervan genoot. Om mij pijn te doen en te vernederen. Om me vervolgens weer uit de put te trekken en met de grootste zorg te omringen. Ziek was het, compleet ziek. Ik mag dan een stoornis hebben, hij had er ook een. Een nog veel ergere."

"Opnieuw was het mijn zus die me heeft gered. Op een dag was ik bij haar en zij raakte mijn rug aan. Ik dook in elkaar omdat ik onder de beurse plekken zat. Zij bleek allang haar vermoedens te hebben en trok mijn trui omhoog. Toen ze zag wat daaronder zat, begon ze vreselijk te huilen. Ik heb aangifte gedaan, het onderzoek loopt nog. Ik sta sterk: er is eerder aangifte tegen Richard gedaan, eveneens voor mishandeling. Toch zit ik in een heel diepe put. Het besef dat ik mij tweeënhalf jaar heb laten mishandelen en dacht dat ik het verdiende ook, is zwaar. Gelukkig staat mijn zus achter me, woon ik weer bij haar, en heb ik veel aan de dagtherapie die ik volg. Ik hoop dat ik deze problemen te boven kom en op een dag ontdek wat échte liefde is.”

Laatste nieuws