Oeps, nee, niet waar, niet weer

In de haast en de hectiek en ‘We zijn wéér te laat!’ roepend maande ik twee kindjes aan om op te schieten. Al vanaf even...

In de haast en de hectiek en ‘We zijn wéér te laat!’ roepend maande ik twee kindjes aan om op te schieten. Al vanaf even na zessen op en nóg moesten we haasten. Bo wilde per se haar handschoentjes aan en natuurlijk krijgt niet alleen zij, maar ook ik dan net die vingertjes niet snel op de juiste plek. Jippe wilde zijn schoentjes niet aan, maar zijn laarsjes ook niet, had zijn jasje al verstopt en ik had ondertussen de vuilniszakken nog buiten gezet. Om iets over achten strompelden eindelijk twee kindjes het halletje in.

‘Even doorlopen lieffies!’ zei ik geduldiger dan ik was. Ik deed de deur op slot en hield met één oog in de gaten of Jippe de steile portiektrap niet afdonderde. En pas toen zag ik het: het regende. En niet een beetje, nee, echt dikke druppels. Inééns. Ik deed de deur weer open, griste de regenpakjes van hun plek, trok mijn eigen kekke jack (echt mijn lievelingsjack) uit en verving hem door een iets minder hot maar wel waterafstotend exemplaar, trok half gehurkt schoentjes uit en regenbroekjes aan en…hoe laat was het inmiddels eigenlijk?

We hobbelden de straat door richting fiets (‘Kom jongens, lopen!’), ontweken natte hondenpoep (Jippe roept altijd de hele straat door ‘Poep!’, eigenlijk bijna bij alles wat niet op een tegel lijkt), en hé, was het nou droog geworden? Ja, sta ik hier met twee kindjes die van top tot teen in regenpakjes zijn gehuld, is het droog… Wel heb ik jou daar! Je zou er bijna nog boos om worden ook. Ik haalde mijn fiets van het slot -wat zeg ik, twee sloten-, droogde zadel en zitjes af met een theedoek en plantte mijn lieverdjes erop. Een dreigende, donkergrijze lucht in de verte.

Ik racete richting Badhuisweg, sloeg af, schoot de Nieuwe Parklaan over, sprintte de Nieuwe Duinweg op, trapte me suf in de Pansierstraat (ja, een helling van toch zeker een paar procent), liet me uitrijden op de Kanaalweg, schoot de Scheveningseweg over –hoppa- richting Frankenslag, keek nog eens op mijn mobieltje, zag dat we erg laat waren, spurtte verder, ontweek vrachtwagens die aan het laden en lossen waren op de Fred, volgde Jippe’s vingertje die elke morgen naar de lichtjes in de kerstversiering boven ons wijst, kwam een andere verlate moeder tegen (en was stiekem opgelucht dat ik niet de enige was die na de bel pas binnen zou vallen) en fietste verder richting school.

Op school aangekomen propte ik de regenkleding in een grote plastic tas, liet Bo de tekening die ze vanmorgen nog in alle vroegte voor de juf had gemaakt uit haar tasje halen, lette ondertussen op Jippe die ook zijn jasje al uit wilde trekken maar dat nog niet moest doen en legde in de haast Bo’s tasje niet op het daarvoor bestemde plankje maar stopte het zonder er bij na te denken bij de regenkleding in de zak. De zak die ik dus weer mee naar huis zou nemen.

We lazen een verhaaltje in de kring, Jippe gaf zijn zus twee hele dikke knuffels, een jongetje trok aan mijn haren, liet niet meer los en vroeg waarom ik zulke lange haren had, ik ontsnapte en we zwaaiden nog even voor het raam, compleet met het dagelijkse heerlijke kushandjesritueel. Ik stapte weer op de fiets en bracht Jippe naar de crèche.

Goed. En toen deed ik wat dingen die ik al veel eerder had willen en moeten doen maar waar ik door al het geschrijf en geredigeer voor hip & hot magazine niet aan toegekomen was (ja, ‘geredigeer’ is vast geen woord, maar ik ben inmiddels behoorlijk redigeergaar, oftewel: redigaar), en toen ik de tassen nog een keer uit de fietstassen tevoorschijn haalde omdat ik nog een boodschap moest doen, schrok ik. Want wat zag ik daar? Twee grote rode letters: een B en een O. Op een tasje. Haar tasje. Bo’s schooltasje met brood, sap en een appeltje. Help! Wéér kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Snel keek ik op mijn mobiel hoe laat het was. Hoe laat hadden ze hun eerste pauze eigenlijk? Had ik het al gemist? Zo snel als ik kon fietste ik weer naar school.

Toen ik binnenkwam zaten de kindjes in de kring. Op hun schoot of voor zich hun tasjes. Ze aten en dronken wat. En daar zat Bo. Zonder broodtrommeltje en zonder appeltje. Een grote beker van school in haar handjes. Een steek in mijn maag. Hoe kon ik nu, juist in deze toch al niet zo makkelijke periode, en helemaal omdat Bo nog altijd haast niks zegt op school, nou weer zoiets stoms doen?! Ik voelde me lullig, heel lullig.
Blij liet ik haar het tasje zien en verontschuldigde me. Ze begon te huilen. Mijn arme meisje. Ik gaf haar een knuffel, een dikke knuffel, en zei nog een keer dat het me speet. Wat voelde ik me rot! En super schuldig. Hoe stom kon ik zijn? En net nu ze vandaag ook een keer niet naar mij gaat op vrijdag en ik haar morgen pas weer zie.
Ik heb er nóg pijn in mijn buik van.

Eén ding is me wel duidelijk geworden: ik moet ’s avonds echt niet meer tot twaalf uur doorwerken…
Dat hoofd van mij kan het gewoon allemaal niet bolwerken. 😉

Stiekem ben ik dan weer bang dat iemand de gedachtegang van Van Bijsterveld verder doortrekt en vermoedt dat ik één van die ouders ben niet betrokken genoeg is bij de school van haar kinderen.
Gelukkig weet ik zelf dat dat niet waar is.

Laatste nieuws