Kippig

Twee ziekenhuizen op één dag. ’s Ochtends waren we al met Jippe bij het kinderziekenhuis geweest en nu stond ik met Bo...

Twee ziekenhuizen op één dag. ’s Ochtends waren we al met Jippe bij het kinderziekenhuis geweest
en nu stond ik met Bo bij de inschrijfbalie van weer een ander ziekenhuis.

‘Heeft ze een eigen identiteitsbewijs?’
Blij dat ik dat niet vergeten was toverde ik het paspoort tevoorschijn en opende het op de juiste bladzijde. Ik wilde net naar de foto wijzen toen het Jippe bleek te zijn.
‘O, sorry,’ zei ik, ‘dat is mijn zoontje.’
Lekker handig. Ik had nog wel zo goed gekeken.
Nou ja, niet dus.
Wie moest er hier nu eigenlijk naar de oogarts?

Ik zag mezelf al terug fietsen, dat ding ophalen en weer terugkomen, ondertussen de voorspelde zomerse onweers- en hagelbuien trotserend, of, erger nog, weggestuurd worden en pas over een paar maanden weer terecht kunnen, maar zo erg was het gelukkig niet.
‘Mag het ook met míjn paspoort?’
Ik graaide in mijn grabbeltas en was even bang dat ik nu Pier’s paspoort eruit zou vissen, maar nee, nu had ik wel de goede.

‘En heeft ze een verzekeringspasje?’
‘Ja,’ zei ik, blij dat ik dat altijd bij me heb.
Ik gaf het en ze mompelde iets over een cijfertje dat ze niet goed kon lezen.
‘Moet ik even kijken?’ vroeg ik.
Hmm, inderdaad een beetje weggevaagd.
Met haar duim wreef ze over het pasje.
‘Hij is echt echt hoor,’ hoorde ik mezelf zeggen. (Waarom ben ik toch altijd bang dat mensen denken dat ik de boel belazer?)

Goed. Nou. Dus. Ik las het juiste cijfertje op (kennelijk kon ik beter zien dan zij) en alles was in orde. Mijn mooie meisje werd nog even op de foto gezet, via een cameraatje op de monitor van de dame achter de balie en klaar. Trots wandelde ze even later naast me, Bo dus, niet die dame, met haar eigen pasje in haar handje.
We volgden de bordjes oogheelkunde.

‘Moet je nog even plassen misschien?’
Ja, dat wilde ze wel. Plassen op vreemde plekken vind ze altijd leuk. Het begon bij de belastingconsulent, winkels zijn haar ook niet vreemd, parkjes en bosjes evenmin (soms kan het niet anders), zondag deed ze het op Parkpop in een Dixi, en nu was het Westeinde ziekenhuis aan de beurt.

En wat gebeurde er, uitgerekend nu we in het ziekenhuis waren voor haar ogen? Zwiepte net, terwijl ze haar jurkje omhoog deed om te kunnen plassen, het koordje dat als een ceintuurtje door haar jurk geregen zat vól in haar gezicht.
‘Au, mijn oog, mijn oog.’
‘Nee hè,’ dacht ik. Hebben wij weer. Is ze straks hartstikke blind en komt dat gewoon omdat toevallig net even dat stomme koordje in haar oog sprong!
Moesten we nu nog wel gaan dan? Was het slim?
Ze plaste (zo’n plas die niet naar beneden maar vooruit gaat, waardoor haar onderbroekje nat werd) en had het er niet meer over.

We wachtten onze beurt af. Bo tekende wat in haar Barbieblokje en ik keek eens wat rond.
‘Druppelkamer’ las ik. Ik grinnikte. Sommige woorden zijn zo grappig.

We mochten naar binnen.
Er werden wat testjes gedaan.
‘Wat zie je hier Bo?’
Stilte. Haar ogen schoten heen en weer over het kaartje, maar ze gaf geen antwoord.
Typisch Bo. Kakelt er vaak op los, maar tegen ‘vreemde’ volwassenen, ho maar.

Haar ogen werden gedruppeld door de orthoptist en we mochten weer even plaats nemen in de wachtruimte. Hoewel ze snel wazig zou gaan zien rende ze nog steeds als een bezetene tussen de kinderspeelruimte en de plek waar ik zat heen en weer. Haar pupillen inmiddels bijna zo groot als knikkers.

Weer naar binnen. De orthoptist hield een meetapparaatje voor haar ogen.
En toen kwam het.
‘Een brilletje.’
Een brilletje? Ik was ongeveer net zo verbaasd als tijdens de 20-weken-echo van Jippe. (‘Ik zie hier een balzakje…’ – ‘Een balzakje??!’)
Sommige dingen zie je gewoon niet aankomen.

‘Voor een tijdje?’ vroeg ik, hoopvol, en naïef misschien. Hoewel, dat hoorde je toch wel vaker? Gewoon een tijdje aan de bril en dan kwam het vanzelf weer goed?
Niet dus.
Bij een cilinder van 1 zag je dat nog wel eens, maar bij een cilinder van 2 niet, zei ze.
‘En is dat dan voor het schoolbord straks en voor tv kijken en zo?’
Dat was het niet. Het was voor altijd.
De oogarts beaamde dat.

Slik.

Bo een bril. Dat had ik even niet zien aankomen. 😉

Laten we eerlijk zijn: ook al ken je hele schattige kindjes met brilletjes (Bo’s buurmeisje ziet er gewoon heel stoer mee uit), en ook al hou je natuurlijk even veel van een kind met bril als zonder bril, stiekem hoop je toch dat jóuw kind geen brilletje hoeft.
En of je nou zelf een bril draagt of niet, je hebt het voor je kind gewoon liever niet.
Laten we eerlijk zijn. Dat is toch zo?
Het is lastig, het is duur, en zonder is vaak net iets leuker.

Natuurlijk wil je dat ze goed kan zien, dat is het belangrijkste, maar liever zonder bril. Klaar.
Ik ken niemand die zegt: ‘Ik hoop dat mijn kind later een bril moet.’ Wel dat het net zo lang haar krijgt als die en die, dat het naar het VWO gaat of, veel belangrijker, dat het simpelweg gelukkig wordt, maar niet dat het een bril krijgt.

Nou ja, ik deed er voor Bo maar normaal over. Dat leek me het best.
‘We gaan een heel mooi brilletje voor je uitzoeken Bo!’

Op de terugweg moest ze haar zonnebrilletje op. Omdat haar pupillen nog steeds wijd open stonden.
Gek eigenlijk, dat zonnebrilletjes wel altijd stoer gevonden worden.

Nou, ik ga me er binnenkort maar eens in verdiepen. Misschien staat het haar straks zó geweldig dat al haar klasgenootjes na de vakantie zeggen: ik wil ook een bril!

Laatste nieuws