Drie paspoorten en… poep

Sommige mensen hebben twee paspoorten. Ik ging er laatst voor drie: mijn Nederlandse, mijn Oezbeekse en mijn Malgassisch...

Sommige mensen hebben twee paspoorten. Ik ging er laatst voor drie: mijn Nederlandse, mijn Oezbeekse en mijn Malgassische paspoort. Geintje. Nee, ik ging voor die van Jippe en Bo. Die kregen een eigen paspoort. En voor die van mezelf. Omdat die bijna verliep. En bijschrijven vanaf 2012 niet meer mag.
Dan voor hen ook maar meteen een eigen paspoort.

Tja, en dan moesten er eerst nog pasfotoÂ’s gemaakt worden natuurlijk. Waar ik voor mezelf al niet bijster om stond te springen, laat staan voor Jippe en Bo. (Terugdenkend aan die eerste keer voor Bo; rechtop zitten kon ze nog niet, en ook het hoofdje was nog niet helemaal stabiel. Als een heuse sumoworstelaar met drie onderkinnen, en scheel bovendien, heeft ze al die tijd in mijn paspoort gestaan.)

Goed. Ik douchte (maar waste mijn haren niet, anders werd het coup plat of coup pluis), smeerde een crême op mijn bleke wintergezicht (met een ‘touch of foundation’), deed blusher op (wat ik anders nooit doe), en bekeek mezelf met een kritische blik (wat ik anders wél doe). En terwijl ik mascara op mijn lange wimpers smeerde (ja, dat dan weer wel) maar vervolgens de donkere groeven vanuit mijn ooghoeken aanschouwde, gaf ik het weinig kans. Het is dat ik niet veel licht had die ochtend en dus niet ook mijn rimpels nog zag, maar hoe dan ook, die gebroken nachten gaan je niet in de koude kleren zitten en het was me maar al te duidelijk: dit werd niet ‘my best shot’.

Pier suste de boel met een ‘Maak je niet zo druk, het is geen fotoshoot hoor!’ En hoe gelijk hij daar ook in heeft, het is wel een foto waar je weer vijf jaar tegen aan moet kijken, dus hé, dan moet het niet een te ellendige foto zijn. Bovendien steekt zo’n bleekhoofd zo af hè, tegen zo’n überbruine vakantiekop.

Dat je neutraal moet kijken, daÂ’s ook zo wat. Omdat ik denk dat andere mensen dat dan even oefenen in de spiegel, deed ik dat ook, mijn jas al aan, mijn sjaal al om. Ik zuchtte en wist het eigenlijk al: dit werd niks.

‘DaÂ’s een hele onderneming,Â’ zei de tramcontroleur droog toen we twee wagens en een natte plu het derde paar deuren van tram 11 in tilden. (Ja, dat luistert nauw met een wagen, welke deur je neemt; je moet het derde paar deuren hebben, en dan ook nog de linker van die twee, anders kom je er niet in). Twee andere controleurs stonden er maar wat bij te knikken en deden toen een stap opzij, zodat we in het buggygedeelte konden staan.

Goed, men neme dus een tram, een verkouden peuter, een huilende baby, een buggy, een Bugaboo, een regenbui en flink wat wind. Voeg daar twee bewalde ouders, nóg een flinke portie hondenweer bij het uitstappen (dichter bij zee), een paraplu die een voorkeur voor binnenstebuiten heeft en een Turks-Nederlands murmelende meneer alias fotograaf aan toe en zie daar: een pasfoto. En nog een. En nog een.

Volgens de strenge pasfoto-eisen. Ook dat nog. Recht naar voren, niet lachend, mond dicht. Ogen horizontaal. (Ha ha, die vond ik grappig). O ja, en die oren hè? Die moet je dus ook zien. Wat geen gezicht is, doorgaans.

Ik trok de klemmetjes uit mijn knot en het elastiekje uit mijn staart en wapperde mijn lange haren naar voren. Zo half voor mijn gezicht, in een verwoede poging dat half jaar slaapgebrek te maskeren. Helaas, dat mocht niet. Wat ik natuurlijk wel wist.
‘Uw oren,’ zei de meneer.
Ik streek mijn haren achter mijn oren. Nee, nu werd het echt charmant.
En toch kwam er iets uit het apparaatje schuiven. Vier Denises.
Nou, ik moet zeggen: het valt nog mee, maar vrolijk word je er niet van.

Nee, dan zijn die van Bo en Jippe beter gelukt. Bo verlegen lachend. Haar mond een stukje open. (Mocht dat dan wel? Als we terug worden gestuurd, weer door de regen, met twee wagens en twee kinderen, dan word ik gek, dacht ik, terwijl ik wat extra druppels op de ineengezakte plu nieste.)

‘Die moet eruit,’ had de man met zijn accent vriendelijk dwingend gezegd. Hij wees op Jippe. Die net in slaap was gevallen en glimlachend in dromenland vertoefde.
Ja, pasfotoÂ’s met ogen dicht is ook zo wat.
Pardoes werd hij wakker. Als hij nu maar niet gaat huilenÂ…
Hij huilde niet. Vond het zelfs wel interessant.

Na afloop en regenbui nummer vier trakteerden we onszelf op koffie en een croissantje bij een leuk tentje. Waar Jippe van plezier weer eens flink boven zijn broek uit poepte. Dwars door de romper (ja, u kent het principe inmiddels, en ja, als u al een tijdje meeleest heeft u daar nu toch wel een foto van verdiend.)

Foto? Waarom ook niet. Dan gelooft u mij misschien. Met meteen dan maar de vraag; waarom doen alleen míjn kinderen dat? Ik bedoel, de luiers zijn ‘gewoon’ van Pampers, omdoen kunnen we ook, ja, flapjes trekken we er ook echt wel uit, en met borstvoeding is Jippe ook niet de eerste ter wereld.


Ja, smakelijk… (en het kan nog véél erger, maar dat zal ik u besparen.)

O, u had liever die pasfoto gezien? Mij niet gezien. Misschien als ik u eens tegenkom op Schiphol. Want daar doe je dat dan altijd hè? Als je toch maar in die lange rij voor de incheckbalies staat te wachten: elkaars foto bekijken. En elkaars stempels. Maar van die laatste heb ik er de laatste jaren niet zo veel meer helaas…
Nou ja, je kunt niet alles hebben.

Drie paspoorten en een poepbroek, wat wil je nog meer?

De pasfoto? Nee, die plaats ik niet, ha ha.
De stempels? Lees maar bij de reacties.

Laatste nieuws